Vlammen in de nacht

Zaterdag 8 October 1955 zal een bladzijde in ons jaarverslag gaan vullen die wij er zo gaarne buiten hadden gehouden ter handhaving onzer jarenlange traditie; „geen grote branden". Op 9 October 1955. kon men uit de nieuwsberichten vernemen dat er in Eindhoven een grote brand had plaats gehad in de oude — want de nieuwe zal over enkele maanden in gebruik worden genomen — vrachtgoederenloods van de Nederlandse Spoorwegen en het los en laadstation van de N.V. Algemene Transport- en Expeditie-onderneming van Van Gend en Loos. Deze loods opgetrokken van metselwerk, voorzien van een verhoogde betonnen vloer die doorloopt tot buiten liet gebouw, daar dienstdoende als los- en laadbordes — was voorzien van een zadeldak. De kapconstructie was geheel van hout uitgevoerd, waarin op onderlinge afstanden zowel aan voor- als achterzijde dakkapellen waren aangebracht, terwijl een pannenbedekking was toegepast. In voor- en achtergevel bevonden zich tevens op afstanden van ± 3 in niet ijzeren golfplaat bekleedde stalen deuren — welke naar boven open geschoven konden worden. In de loods waren geen verticale brandwerende afscheidingen aanwezig. Mede nu in verband dat er vele gemeenten en brandweerkorpsen zijn die hun ogen gericht houden op de gemeente Eindhoven -- gezien het op velerlei wijze in toepassing brengen van de nevelblussing - volgt hieronder een relaas over de bestrijding van de brand en de inzet der brandbestrijdingsmaterialen. Op Zaterdag te 23.20 uur kwam er op de brandweercentrale een bericht binnen dat er brand was uitgebroken in bovengenoemde loods. Gezien de belangrijkheid van bovengenoemd gebouw met zijn veelal kostbare inhoud — dit laatste viel overigens wel mee daar het merendeel der te bezorgen goederen was afgevoerd hetgeen zeker op een Zondagavond niet het geval zou zijn geweest — rukten op deze melding uit de navolgende voertuigen:
Wagen 1 — volautomatische ladder —
wagen 2 — hogedruk neveltankwagen cap. 500 L/min. —
wagen 3 als no. 2 maar tevens voorzien van voorbouwpomp 1600 L/min. —
wagen 5 hogedruk neveltankwagen 220 Limin. 

felle rode vuurgloed 

De brandmelding welke mij om 23.22 uur vanuit de brandweer-centrale bereikte bleek op waarheid te berusten — daar ik — mij al omkledende — tegen de donkere hemel een felle rode vuurgloed waarnam in de richting van liet Stationsgebouw (afstand 3 kin). Het 1e nader bericht “Middel-brand" bereikte mij om 23.27 uur — waarop order werd gegeven de vrije manschappen te alarmeren.

Op dit moment vroegen ter plaatse diverse te verrichten werkzaamheden de inzet van alle aanwezige manschappen (13 man 2 bevelvoerders). De bezetting van wagen 2 kreeg opdracht de meest Oostelijke kant van het brandende gebouw aan te pakken met 4 nevelstralen in verband met de uitbreidingskansen naar de aangebouwde douaneloods welke een lengte bezit van 42 meter. Het overige personeel werd belast om in samen-werking met enige burgers een groot aantal voertuigen van Van Gend en Loos die met de achterzijde nabij de brand tegen het laadbordes waren opgesteld naar de overzijde van de gelukkig brede losweg vóór het lange front van de loods te verplaatsen hetgeen dan ook niet vereende krachten mocht gelukken.
Toen ondergetekende te 23.30 uur ter plaatse aankwam stuud de 150 meter lange loods inmiddels over een lengte van ± 60 meter in brand. De grootste vuurgloed concentreerde zich aanvankelijk in de meest Oostelijke vleugel van het gebouw waar de vlammen reeds op dat tijdstip een tiental meters boven het dak uitsloegen. Het bleek dat, nadat om 19.00 uur de laatste personeelsleden van Van Gend en Loos zich naar huis begeven hadden — en door het niet aanwezig zijn van een bewaker — zich een brand had kunnen ontwikkelen welke razend snel zulke vormen kon aannemen. 

Commandowagen met geluidsinstallatie

Door enkele manschappen werden reeds zowel aan de West- als Oostzijde wanhopige pogingen gedaan een der talrijk aanwezige ijzeren roldeuren met gebruikmaking vas koevoeten open te breken — hetgeen jammerlijk genoeg niet mocht gelukken daar al deze deuren aan de binnenzijde vergrendeld waren. Ook de aanwezige ramen waren van staalconstructie. Alvorens verder te gaan met dit relaas wil ik hier eerst met nadruk naar voren brengen dat mocht het ons gelukt zijn aan de Westzijde een der deuren open te breken, het niet inzet van de aanwezig zijnde nevelstralen van wagen 3 de brand -- welke zich in hoofdzaak snel langs de zware houten kapconstructie voortplantte —terug te jagen naar zijn uitgangspunt. Enige tijd later realiseerde ik mij -- gezien de explosieve inhoud der loods — dat het voor ons gehele korps een geluk is geweest dat wij vooral aan de Oostzijde niet binnen konden komen hetgeen uit het verdere verslag zal blijken.
De Commandowagen welke is voorzien van een zend- en ontvanginstallatie en van een 12 of 220 Volt versterker met speakers van groot volume, arriveerde om 23.49 uur. Gelijktijdig met z'n komst behoorde mijn gehol (brandobject 150 meter lang) en geschreeuw (om boven het brullen van de brand en het gerommel van de draaiende motoren uit te komen) tot het verleden en van nu af kon de strijd tegen de rode haan van uit één centraal punt worden aangevangen. Als ik ooit een korps hetwelk rekening moet houden met het bestrijden van grote branden op uitgebreide objecten waarbij de inzet van veel materieel en manschappen is vereist— iets heel warm kan aanbevelen is het een dergelijk voertuig. Bij het houden van grote en uitgebreide oefeningen is mij (de waarde van zo'n wagen reeds gebleken, bij het bestrijden van grote brand bleek dit voertuig onmisbaar. )

Versterking

Vanaf dit centrale punt werden de wagens naar hun waterwinplaats en opstellingsplaatsen gedirigeerd — de inzet van bijzondere materialen aangegeven — de contacten met de bevelvoerders e.a. personen welke met de brandplaats hadden te maken, onderhouden. De bevelvoerders kwamen ieder kwartier een bericht brengen over het verloop van de onder hun toezichtsmande werkzaamheden terwijl nadere instructie's in verband met het gehele verloop aan hen konden worden gegeven. Gezien de gunstige opstellingsplaats kon vanuit deze wagen aan de voorzijde liet gehele aanvalsfront worden overzien. Via genoemde versterkersintallatie werd snel de medewerking van de spoorwegen verzocht om een 18 tal goederenwagons welke zich aan de achterzijde nabij de loods bevonden — te verhalen. (zie schets).

Aan dit verzoek was reeds na 7 minuten voldaan waarvan ik door personeel der Nederlandse Spoorwegen op de hoogte werd gebracht. Nadat tevens de bedrijfsbrandweer der Nederlandse Spoorwegen was ingeschakeld en de Philips brandweer met één bluseenheid om assistentie was verzocht — kon worden verwacht — te meer omdat met de brandweercentrale per mobilofoon gelijktijdig contact werd onderhouden — dat het om 23.27 uur gealarmeerde vrije personeel met aanvullend materieel ter plaatse zou komen. Voordat de wagens 2-3.5 en 1 (deze laatste moest verschillende malen worden verplaatst) in z'n geheel waren ingezet met 6 nevel- en 5 lagedrukstralen stond de loods over z'n gehele lengte reeds in brand. 

Voorpagina nieuws Het vrije volk : 10-10-1955

Explosie acetyleeneylinder

Om +/- 24.00 uur was al het voor de brandbestrijding aanwezige materiaal volledig ingezet en werd er gewerkt met 4 nevel- en 23 lagedrukstralen.
Met donderend geweld stortten reeds toen aan de Oostzijde de doorgebrande zware houten kapspanten in de vuurpoel — weldra gevolgd door enige explosie's.

Te 0,19 uur explodeerde in het midden van de loods een acetyleeneylinder niet het gevolg dat de voorgevel van af het Oostelijke gedeelte "—voorzien van het grote afdak boven het laadperron als een waaier op de losweg stortte --daarbij brandende stukken hout en stenen tientallen meters de weg op slingerend. Verschillende manschappen en andere personen konden slechts door ijlings het hazenpad te kiezen aan vuur — brandend hout, steen en ijzer ontkomen. Een geluk was liet dus dat hier de binnenaanval niet mogelijk was geweest. Dat deze gevel zo snel na liet ontdekken van de brand is ingestort was te wijten aan drie oorzaken die ik gaarne voor ieders voordeel onder de aandacht wil brengen.
1e. de aangebrachte luifel boven het laadbordes was van een zware houtconstructie —met pannen bedekt en ver overstekend zodat een enorm gewicht het vallen naar de buitenzijde kon bespoedigen. Trekankers of verbindingsstangen waren niet aanwezig;
2e. de zware pilasters naast de deuren waren niet via de betonvloeren aan de fundering verankerd — dit was wel het geval op enkele plaatsen aan de achtergevel zodat deze het ruim 30 minuten langer heeft uitgehouden;
3e. de zware explosie van een acetyleencylinder was de aanleiding dat de muur het begaf. Zonder deze explosie zou deze muur het zeker nog enige tijd hebben uitgehouden. Zoals het veelal bij dergelijke branden voorkomt waren er niettegenstaande het herhaalde verzoek via de geluidsinstallatie geen personen ter plaatse die mededeling konden doen wat voor soort goederen in de loods waren opgeslagen.

Tengevolge van het feit dat er zich nochthans talrijke kleine en grote explosie's voordeden werd aan de straalpijpvoerders opdracht gegeven op een behoorlijke afstand van het brandobject te blijven.
Daar het niet uitgesloten mocht werden geacht dat onder de omgevallen muur zich enkele personen zouden bevinden werd onmiddellijk appél gehouden nabij de voertuigen waarna bleek dat het kantoorgebouw in vlammen opging en nog op andere in de omgeving liggende gebouwen zou overslaan. Zowel de houten kantine van de S.O.V. alsmede een houten directiekeet van de Nederlandse Spoorwegen konden aldus voor brand gespaard blijven hetgeen achteraf van grote betekenis is gebleken daar in bovengenoemde directiekeet waardevolle tekeningen van het spoorwegplan van Eindhoven waren opgeborgen en voorts alle documenten met betrekking tot de in de brandende loods opgeslagen goederen werden bewaard. Te 0.50 uur kwam — nadat vooraf een waarschuwing was omgeroepen — de Noordgevel over de volle lengte op de naast de loods gelegen rails terecht. Te 1.15 uur kon het bericht „Brand meester" worden gegeven. Omtrent de oorzaak van de brand kan hangende het resultaat van het onderzoek het navolgende worden vermeld:

1. de kassier van de N.V. Van Gend en Loos heeft volgens zijn verklaring te 19.45 uur een harde klap afkomstig uit de goederenloods gehoord. Hij heeft na vanaf zijn kantoor (Westzijde) even de donkere loods ingekeken te hebben zich naar buis begeven:
2. niet geheel en al overtuigd van de oorzaak van de gehoorde klap is de kassier te 21.00 uur naar de goederenloods teruggekeerd en heeft zich vanaf de buitenzijde er van overtuigd of er geen onraad was. (de man had gedacht aan inbrekers) ;
3. in de goederenloods was een rookverbod. Niettegenstaande dit verbod werd er in de loods meermalen door buitenstaanders gerookt;
4. in de loods was een kleding bewaarplaats voor het aldaar te werk gestelde personeel aanwezig;
5. in de loods waren tijdens het uitbreken van de brand verschillende kisten, kratten en flessen met chemicaliën aanwezig;
6. uit het getuigenverhoor is komen vast te staan dat de brand — alvorens gemeld te zijn —zich zeer snel moet hebben verplaatst;
7. de elektrische installatie bevond zich in prima staat.
De schade van de brand kon in verband met de vele — nog niet gespecificeerde goederen die een prooi der vlammen werden uiteraard nog niet worden vastgesteld. Het was 'een spectaculaire brand niet enkele spannende hoogtepunten — die vele honderden belangstellenden tot diep in de nacht uit bed heeft gehouden.

Eindhoven, October 1955. J. G. NIEMAN.
Bron: De Branweer, december 1955