Gerard Philips

Gerard Philips, de oprichter van Philips, was niet de uitvinder van de lamp of de technologie erachter. In plaats daarvan "kocht" hij in 1891 de patentrechten op de lamp van Edison en begon hij met zijn broer Anton Philips de lampen te produceren in een kleine fabriek in Eindhoven.
Gerard Philips was echter wel een innovator op het gebied van productieprocessen en marketingstrategieën. Hij concludeerde bijvoorbeeld de massaproductie van lampen en verbeterde de efficiëntie van de verwerking door machines te gebruiken in plaats van handarbeid.
Dus hoewel Gerard Philips niet de uitvinder was van de technologie achter de lamp, was hij wel een visionair en innovator die de productieprocessen en marketing van de lamp heeft veranderd.


Dit verhaal over Philips aan de hand van een boekje dat uitgekomen na zijn dood in1942 en hiernaast een aantal unieke briefkaarten van de begin jaren van Philips die verzameld en beschikbaar gesteld zijn door Jan Spoorenberg.

Gerard Leonard Frederik Philips (Geboren Zaltbommel, 9 oktober 1858  – Overleden Den Haag, 26 januari 1942 

Gerard Philips

Gerard Philips onthuld op Strijp-T,  Op Strijp-T is maandag 15 mei 2023 het zeven meter hoge beeld van Gerard Philips onthuld.
Bij de opening waren onder meer CEO van Philips Roy Jacobs, de Eindhovense burgemeester Jeroen Dijsselbloem, VDL-topman Willem van der Leegte, Commissaris van de Koning Ina Adema en PSV-directeur Marcel Brands aanwezig. Verder waren er ook zo'n tien familieleden aanwezig.
Philips heeft het beeld cadeau gedaan aan de stad Eindhoven. Aanleiding was het 130-jarig (1891 -2021) bestaan van het bedrijf. 
 Ontworpen door Nijmeegse kunstenaar Andreas Hetfeld.
Het kunstwerk heeft een opening in de vorm van een levensgrote gloeilamp. Daar kunnen bezoekers doorheen lopen. Het standbeeld is zeven meter hoog en acht meter breed. Het beeld zelf is opgebouwd uit 500 lagen staal en telt 4659 losse onderdelen.
Foto's standbeeld © Annie Maessen / https://www.instagram.com/anniemaessen1 / www.anniemaessen.nl


Standbeeld Anton Philips
https://www.eindhovenfotos.nl/12/Standbeeld-Anton-Philips.html

Dr. Ir. G.L.F. (Gerard) Philips 9 oktober 1858 - 26 januari 1942

Gerard Philips heeft na een grondige voorbereiding op het gebied van werktuigkunde en elektrotechniek het geheel alleen aangedurfd, in Eindhoven een gloeilampenfabriek op te richten. In het begin heeft hij alles zelf moeten doen en hij heeft doorgezet, ondanks alle moeilijkheden ten spijt, totdat de kwaliteit van de kooldraadlampen van Philips & Co. in binnen- en buitenland werd erkend.
Hij was bedrijfsleider en constructeur in één persoon, een hard en accuraat werker, een sociaal voelend mens. Zijn werk is de grondslag geweest van de bloei van onze onderneming in goede tijden, van haar kracht in moeilijke jaren.
De medewerkers, die hij in 1922 achterliet, toen hij aftrad als directeur van de onderneming, hebben zijn werk geheel in zijn geest van aanpakken en volhardend voortgezet. Nu Gerard Philips van ons heengegaan is, moge zijn leven nog eens aan Uw geestelijk oog voorbijtrekken, de ouderen als herinnering, en jongeren, die hem niet gekend hebben, als een voorbeeld.
Maart 1942

Deze levensschets van Dr. Ir. G. L. F. Philips, geschreven door Prof. N. A. Halbertsma, voorwoord H. Gooskens, werd in maart 1942 door de Directie der N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken aangeboden aan de gepensioneerden en aan het bij Philips  werkend personeel.
Overlijdens bericht werd toegevoegd bij de Philips Koerier

Dr. ir. G. L. F. (Gerard )Philips

Er is waarschijnlijk wel niemand en zeker niet van de oude garde, die niet onder de indruk is, toen hij maandag, 26 januari 1942 vernam, dat Dr. Gerard Philips, nog vrij onverwacht, het tijdelijke met het eeuwige verwisseld had. Als een van de oudste medewerkers wil ik hier een paar regels aan zijn nagedachtenis wijden. Ik ben mij wel bewust, dat ik niet volledig ben, wanneer ik in een paar woorden tracht neer te schrijven, wat Dr. Gerard Philips in de loop van de jaren voor zijn medewerkers gedaan heeft. Hij was voor ons allen een streng, maar een liefdevol meester, die niet alleen tevreden was, als onze prestaties in het bedrijf goed te noemen waren, maar die ook trachtte, karakters en persoonlijkheden te vormen, waardoor het ons mogelijk werd, betere posities in het bedrijf te verwerven. Met hem hebben wij ook moeilijke tijden meegemaakt, maar door zijn ijver en wilskracht wist hij ons zoveel zelfvertrouwen te schenken, dat wij ook deze weer te boven kwamen.
Het is Dr. Gerard Philips ook niet altijd voor de wind gegaan, maar zoals hij placht te zeggen, de moeilijkheden zijn er om ze te overwinnen. De arbeidstijden waren heel wat langer dan de tegenwoordige; hij zag er niet tegenop om 10 à 12 uur te werken. Ook 's nachts doorwerken behoorde niet tot de zeldzaamheden en het kwam voor dat hij 's morgens, als het bedrijf zeer vroeg begon, er eerder was dan zijn ondergeschikten. Hij was een man, die van kwaliteit hield meer dan van kwantiteit, welke volgens hem op de tweede plaats kwam, immers, zo was zijn uitdrukking: wanneer de kwaliteit er is, komt de kwantiteit vanzelf.
Toen hij ons in 1922 ging verlaten, voelde vooral de technische staf zich als een gezin zonder vader, maar al spoedig bleek, dat, hoewel hij zelf er niet meer was, zijn geest het bedrijf zo beheerste, dat dit gestadig door bleef groeien. Zijn medewerkers, die hij zelf gekozen en opgeleid had, zetten zijn werk op dezelfde voet voort. Toen het bedrijf nog klein en het persoonlijk contact nog mogelijk was, gebeurde het niet zelden dat hij met zijn vrouw, mevrouw Joh. Philips-van der Willigen, bezoeken ging afleggen bij zijn ondergeschikten. Voor zover mogelijk wist hij deze altijd met raad en daad bij te staan. Toen het bedrijf groeide, moest vanzelfsprekend het persoonlijk contact daaronder lijden, hoezeer hem dit ook aan het hart ging. Dr. Gerard Philips zocht toen naar andere mogelijkheden, die hij spoedig gevonden had in den vorm van Ziekenzorg en Ziekenkas, twee instellingen, die beide heden ten dage nog bestaan en wat nog meer wil zeggen, de voorlopers waren van verschillende sociale instellingen, welke ook al meer dan 25 jaar functioneren, zoals Pensioenfonds, Geneeskundige Diensten, goede woningen, school- en studie gelegenheden enz.
Wij zijn Dr. Ir. G. L. F. Philips dus zeer veel dank verschuldigd. Wat wij nu nog voor hem kunnen doen, is niet alleen het behouden van de oude Philips-geest, zoals hij die heeft bedoeld, maar ook dezen aan anderen door te geven.
Dr. Philips rust in vrede.
H. GOOSKENS.

Philips gloeilampenfabriek Oostzijde
briefkaart collectie Jan Spoorenberg

De Philips gloeilampenfabriek te Eindhoven
geven werk aan 2250 uitsluitend Nederlandsche arbeiders(-sters)
briefkaart collectie Jan Spoorenberg

Toen hij ons in 1922 ging verlaten, voelde vooral de technische staf zich als een gezin zonder vader, maar al spoedig bleek, dat, hoewel hij zelf er niet meer was, zijn geest het bedrijf zo beheerste, dat dit gestadig door bleef groeien. Zijn medewerkers, die hij zelf gekozen en opgeleid had, zetten zijn werk op dezelfde voet voort. Toen het bedrijf nog klein en het persoonlijk contact nog mogelijk was, gebeurde het niet zelden dat hij met zijn vrouw, mevrouw Joh. Philips-van der Willigen, bezoeken ging afleggen bij zijn ondergeschikten. Voor zover mogelijk wist hij deze altijd met raad en daad bij te staan. Toen het bedrijf groeide, moest vanzelfsprekend het persoonlijk contact daaronder lijden, hoezeer hem dit ook aan het hart ging. Dr. Gerard Philips zocht toen naar andere mogelijkheden, die hij spoedig gevonden had in den vorm van Ziekenzorg en Ziekenkas, twee instellingen, die beide heden ten dage nog bestaan en wat nog meer wil zeggen, de voorlopers waren van verschillende sociale instellingen, welke ook al meer dan 25 jaar functioneren, zoals Pensioenfonds, Geneeskundige Diensten, goede woningen, school- en studie gelegenheden enz.
Wij zijn Dr. Ir. G. L. F. Philips dus zeer veel dank verschuldigd. Wat wij nu nog voor hem kunnen doen, is niet alleen het behouden van de oude Philips-geest, zoals hij die heeft bedoeld, maar ook dezen aan anderen door te geven.
Dr. Philips rust in vrede.
H. GOOSKENS.

Zaltbommel in het achter het ouderlijk huis gelegen washok (afb. 1)

Studie Gerard Leonard Frederik Philips

Toen Gerard Leonard Frederik Philips in 1883 de Polytechnische School te Delft als werktuigkundig ingenieur verliet, besloot hij naar het buitenland te gaan, teneinde daar enige praktische kennis op te doen op het gebied der elektrotechniek, die zich in die jaren begon te ontwikkelen. In Glasgow hield hij toezicht op het aanleggen van elektrische scheepsinstallaties en daarna werkte hij in het laboratorium van de grote natuurkundige W. Thomson, later bekend onder de naam van Lord Kelvin. Voor de Brush Electrical Company ging hij naar Berlijn en vervolgens vestigde hij zich te Londen als vertegenwoordiger van enkele Duitse fabrieken van elektrotechnische artikelen, zoals schakelaars en koolspitsen voor booglampen. In 1889 naar Nederland teruggekeerd, behartigde hij te Amsterdam de belangen van de A.E.G., die destijds trachtte aldaar de concessie te verwerven voor een elektriciteitsbedrijf. De A.E.G. slaagde hierin niet en daar voorlopig geen andere grote projecten in aanmerking kwamen, gaf Gerard Philips, na acht jaren studeren en rondtrekken, er de voorkeur aan om een zelfstandige werkkring te scheppen. Zo rijpte bij hem het plan, elektrotechnisch materiaal te fabriceren en wel in het bijzonder gloeilampen. Voor de naaste toekomst verwachtte hij in Nederland een grote vraag naar dit product en hij wilde met een Nederlandsche gloeilampenfabriek in deze behoefte voorzien. Merkwaardigerwijs heeft de door Gerard Philips opgerichte fabriek zich juist tot een exportindustrie van grote betekenis ontwikkeld. De Philips lampen zijn over de gehele wereld bekend geworden. Maar later, vanaf 1929, toen het internationale handelsverkeer meer en meer werd belemmerd, zag de N.V. Philips Gloeilampenfabrieken hebben zich genoodzaakt om in vele landen gloeilampenfabrieken op te richten. Zo keerde men, na 40 jaar, weer terug naar de ,,nationale gloeilampenfabrieken, die Gerard Philips in 1890 voor de geest stonden.
Het maken van gloeilampen was destijds een tweeledig probleem, het zwaartepunt lag nog meer op het maken van een goede kooldraad dan op het insmelten van de kooldraad in een ballon en het luchtledig pompen van de lamp. Eerst in Amsterdam en daarna in Zaltbommel in het achter het ouderlijk huis gelegen washok (afb. 1) richtte Gerard Philips zijn chemisch laboratorium in, waar hij trachtte een cellulosebrij te maken, die hij uit kleine openingen tot draad kon spuiten. Door dezen in alcohol te harden en vervolgens te gloeien maakte hij kooldraden. Correspondentie met zijn leveranciers uit die tijd toont welke hoge eisen hij in het belang van de kwaliteit van de kooldraad aan de zuiverheid van de grondstoffen meende te moeten stellen.

Bij het 60-jarig bestaan van het Philipsconcern in 1951 werd de plaquette met de tekst "Gerard Philips maakte hier de eerste Philips Gloeilamp" op de schoorsteen aangebracht.

In 1891 werd het eerste fabrieksgebouw in Eindhoven gekocht door Gerard Philips voor 12150 gulden en in gebruik genomen als fabriek voor de fabricage van gloeilampen, en de kooldraad die daarin zat. Ook werd er onderzoek en ontwikkelingswerk gedaan.

Vennootschap Philips & Co. 

Na het oprichten van de vennootschap Philips & Co. op 15 mei 1891 met G. L. F. Philips als werkend vennoot en zijn vader, B. F. D. Philips als stille vennoot en na het aankopen van een fabrieksgebouw in Eindhoven (afb. 2) met 45 pk stoommachine, verstreek geruime tijd met het inrichten van de fabriek. Immers, alle hulpmiddelen, gereedschappen en vacuümpompen, alsmede de apparatuur voor de chemische fabricage van de cellulose en het gloeien van de draden in de juiste vorm moesten gemaakt en ter plaatse samengesteld worden. Lange levertijden van leveranciers vertraagden het opstellen van dynamo's; Swan- en Edisonhulzen moest men zelf met gips als isolatiemateriaal vervaardigen.
Emil Woschke als baas, Nelis Wijnen als machinistbankwerker en E. Stoot als boekhoudercorrespondent stonden Gerard Philips in dit eerste jaar terzijde.
In april 1892 konden 50 bruikbare lampen verzonden worden aan de Stearine Kaarsenfabriek te Gouda; dit waren de eerste van de 11.000 lampen die in de loop van dat jaar werden afgeleverd. De fabriek was echter opgezet voor 500 lampen per dag of 150.000 per jaar, een omzet, die ook in 1893 nog niet werd bereikt, hoewel Philips agenten in Engeland, België en het Rijnland hadden aangesteld.
Hierdoor en tengevolge van de prijzen, die lager waren dan verwacht, werd met verlies gewerkt. De stille, firmant en ervaren zakenman in Zaltbommel bereikte deze zorgen.
3 januari 1894 kwam op verzoek van vader Philips een jongere zoon, Anton Frederik Philips, naar Eindhoven, om zijn broer gedurende enkele maanden in de administratie van de fabriek bij te staan. Uit deze maanden zijn jaren geworden. Spoedig nam Anton Philips de commerciële werkzaamheden en vooral het reizen van zijn broer over, zodat deze zich geheel aan de fabricage kon wijden.
Nog steeds deden zich daarbij moeilijkheden voor. Voor het spuiten van de draden ging Gerard Philips in dien tijd over tot een ander procedé: dat van in ijsazijn opgelost collodium. Niettegenstaande alle pogingen om draden van uniforme dikte te spuiten en deze gelijkmatig te gloeien, viel de kooldraad op sommige plekken dunner uit. In de glazen prepareerklokken bracht men de draden dan stuk voor stuk in een atmosfeer van koolwaterstofgas tot gloeien. Een laagje koolstof werd daarbij op de draden neergeslagen, wat zo lang werd voortgezet, tot de juiste stroomsterkte was bereikt. Dan onderbrak een automatische schakelaar den stroom. Daar juist op de dunste en daardoor sterkst gloeiende plaatsen de meeste koolstof op de draad werd neergeslagen, leidde dit proces tevens tot het egaliseren van de draad en daardoor tot verbetering van de kwaliteit van de lampen.

De eerste arbeiders van Philips. Foto is met AI opgewaardeerd.

Afb. 4. Eerste kantoorgebouwtje van Philips in 1898 met acht man kantoorpersoneel en een portier.

Afbeelding 3. De gloeilampenfabriek in 1902. Tekening E. Stoot.

1895

In 1895 was het aantal arbeiders tot 42 gestegen, de productie had bijna het beoogde gemiddelde van 500 lampen per dag bereikt. Inderdaad werd dan ook in het boekjaar 1895-1896 voor het eerst winst gemaakt. De firma kocht een terrein aan den overkant van de Vest, aan den landweg, die later de Emmasingel is geworden. Hier werd een klein shedgebouw geplaatst, de eerste uitbreiding van de fabriek.
Enige cijfers mogen aantonen, hoe omzet en aantal arbeiders van jaar tot jaar stegen:
Aanvulling extra cijfers uit de  brochure 10.000ste volledig leesbaar bij Delpher.nl

1891  - 30 arbeiders *

1895  -  42 arbeiders  -  100.000 lampen

1896 -  60 arbeiders   - 280.000 lampen

1897 - 170 arbeiders - 630.000 lampen

1898 -  250 arbeiders - 1.200.000 lampen

1899 -  280 arbeiders - 1.800.000 lampen

1900 - 400 arbeiders - 2.700.000 lampen

1901 - 500 arbeiders - 2.600.000 lampen

1902 - 600 arbeiders - 3.600.000 lampen

1903 - 450 arbeiders - 4.700.000 lampen

1915 - 3100 arbeiders  *

1925 - 8100 arbeiders   *

1927 - 10.000 arbeiders  (wereldwijd 7000 extra personeel) *

1928 - 16.877 arbeiders **

1929 - 22.487 arbeiders **

1930 - 19.197 arbeiders **



Door herhaalde uitbreidingen ontstond aan de overzijde van den Emmasingel een complex van shedgebouwen, die afgebeeld zijn op een door den Heer E. Stoot vervaardigde tekening (afb. 3); ook werd in 1898 een afzonderlijk kantoorgebouwtje (afb. 4) betrokken door de directeuren en het inmiddels tot 8 man uitgebreide kantoorpersoneel.
Deze uitbreidingen zijn het resultaat van de dikwijls genoemde wedstrijd tussen de beide broers, waarbij Anton trachtte steeds meer te verkopen dan Gerard kon fabriceren en Gerard alles erop zette, meer te fabriceren dan Anton kon verkopen.
Ondertussen bracht hij talrijke wijzigingen aan om de fabricage te vereenvoudigen en de kwaliteit van de lamp te verbeteren.
Het belangrijkste was wel het gebruik van een afzonderlijk stukje glazen buis met flens, waarin de stroomtoevoer- draden of polen werden gesmolten. Dit zgn. brugje, van een kooldraadbeugel voorzien, werd dan in zijn geheel met de ballon samengesmolten. Deze methode was bijzonder geschikt voor de lange kooldraden van de lampen voor de juist toen meer in zwang komende spanning van 220V.

Afb.5 Overzicht van de door Philips &Co. omstreeks 1903 geleverde typen van kooldraadlampen

Duitse ansichtkaart: Philips Metall glühlampen-fabrik A.G., Eindhoven (Holland)
1200 arbeiter. 
briefkaart collectie Jan Spoorenberg. 

Lampen werden zwart

In 1901 had de firma Philips & Co. de opdracht voor de kooldraadlampen voor de Gewerbeausstellung" te Düsseldorf gekregen, hetgeen er zeer toe bijdroeg, de positie der firma op de Duitse gloeilampenmarkt te versterken. Dit succes werd toen door een tweedaags bezoek van het mannelijk fabriekspersoneel aan de tentoonstelling gevierd. Uit deze tijd stamt een plaat met de verschillende typen gloeilampen (afb. 5).
De oprichting, in 1903, van een kooldraadlampen verkoopsyndicaat door 20 Europese gloeilampenfabrieken met Siemens und Halske, de A.E.G., de Vereinigte Elektrizitäts- A.G. Budapest en Philips & Co. aan de spits, bewees, welk een Internationale betekenis is de gloeilampenfabriek te Eindhoven die de eerste 12 jaar van haar bestaan reeds had verkregen. De stoutste verwachtingen, die Gerard Philips in 1891 gekoesterd mocht hebben, waren overtroffen door hetgeen was bereikt.
Op dit ogenblik verschenen echter twee nieuwe gloeilampen op de markt, de Nernstlamp en de Osmium lamp, die bij eenzelfde stroomverbruik 2 à 21/2 maal zoveel licht gaven als de kooldraadlamp. Dat een lamp met een zoo hoog rendement op den duur de kooldraadlamp zou verdringen, werd toen reeds algemeen verwacht, al wist men nog niet in welken vorm zij het meeste succes zou hebben. In alle gloeilampenfabrieken legde men zich toe op het maken van metaaldraadlampen. Van alle moeilijk smeltende metalen en metaallegeringen bleek wolfraam de beste kansen te bieden. Opnieuw, evenals bij de kooldraadlamp, deed zich voor Gerard Philips het probleem voor, allereerst een goede draad te maken.

Het spuitprocédé, dat destijds voor het maken van wolfraamdraden werd toegepast, herinnerde, oppervlakkig bezien, aan het spuiten van de cellulose-draden. Het mengsel van fijn wolfraampoeder en bindmiddelen had echter een zoveel grotere consistentie en de draden moesten tengevolge van den lagen weerstand van het wolfraam, zoveel dunner zijn dan de kooldraden, dat zeer hoge drukken, van 40 tot 80 atmosfeer nodig waren om de massa door uiterst kleine, in diamant geboorde, openingen te persen. Bij het daarop volgende prepareren dezer gespoten draden werden zij uitgegloeid om de organische bindmiddelen te verdrijven en daarna werd een stroom door de draad geleid om de overblijvende wolfraam-deeltjes aan elkaar te doen sinteren. Voor deze fijne bewerking, die geheel met de hand geschiedde, werd de bovenste verdieping van het eerste betonnen gebouw ingericht (afb. 8). Deze draden waren uitermate bros; men kon ze slechts in korte stukken maken in de vorm van haarspelden. Stuk voor stuk moest men deze dan aan een krans van haakjes vastlassen, zodat een doorlopende stroomgeleider ontstond.
Bij de lampen met gespoten draad deed zich, kort na de invoering in 1907, een zeer onaangenaam verschijnsel voor. De lampen werden bij het branden spoedig zwart. De gebruikers reclameren bij de installateurs, die op hun beurt de zwarte lampen in grote hoeveelheden naar Eindhoven hebben teruggezonden. Op een tot dusverre niet gekende schaal werden ze kosteloos geremplaceerd (vervangen door een ander), terwijl in de fabriek naarstig naar de fout werd gezocht. Men vermoedde, dat het aan de koolstof lag, afkomstig van de gebruikte bindmiddelen, die bij het uitgloeien van de draden niet volledig was verwijderd. Voor het oplossen van deze en andere problemen, die van meer scheikundigen aard waren, verbond Gerard Philips in het begin van 1908 een technoloog, Ir. J. C. Lokker aan het bedrijf en vervolgens nog enkele andere scheikundigen, waaronder Ir. A. de Graaff en Drs. H. Filippo. De waarneming, dat, bij vrijwel gelijke wijze van fabriceren, de wolfraamdraden bros en de in de lampen voor de haakjes gebruikte molybdeendraadjes elastisch waren, leidde tot proeven om de gespoten wolfraamdraden minder bros te maken. Men dacht nog een stap verder te kunnen gaan en het spuiten te vervangen door het trekken, waarbij langere en makkelijker te verwerken stukken ductiele draad* mochten worden verwacht.

*[Ductiliteit is het vermogen dat een metaal heeft om te vervormen onder trekspanning. Zo kunnen ductiele metalen makkelijk tot een draad worden uitgetrokken onder spanning. Ductiele materialen hebben een hoge taaiheid.]

Afb. 10. Pomperij in het aan de Emmasingel gelegen shedgebouw.

Afb. 11 De eerste glasfabriek, in de winter 1915/1916 gebouwd.
"Op 15 augustus 1915 begon men met het bouwen van een glasfabriek. Op 17 Januari 1916 werd deze in gebruik genomen."

In 1909 en 1910 werd veel in beide richtingen geëxperimenteerd, aan welke experimenten H. Gooskens, die reeds vele jaren Gerard Philips bij zijn proeven behulpzaam was geweest, heeft een groot aandeel gehad. Daarbij paste men ook een werkwijze toe, die in menig opzicht aan de tegenwoordig gebruikelijke wolfraam bereiding herinnert. Uit wolfraam poeder werden vierkante staafjes met een doorsnede van 3 mm bij 3 mm geperst, die in een reducerende gasatmosfeer sterk worden verhit. Het wolfraam poeder bakte bij deze temperatuur reeds zodanig samen, dat men als volgende bewerking deze staafjes in gloeiende toestand tussen walsen kon brengen, waarin groeven van steeds kleinere doorsnede waren aangebracht. Inderdaad bleek, dat men de tot een dikke draad uit gewalste wolfraam staafjes door diamanten trekstenen tot draad van kleinere diameter kon trekken; maar de onvoldoende ductiliteit (vervormbaarheid is de mate waarin een materiaal plastische vervorming als gevolg van een trekspanning toelaat) van het wolfraam stelde hieraan grenzen. Daardoor kwam het, dat de eerste lamp uit getrokken draad, die op 5 december 1911 te Eindhoven werd gemaakt, een lamp was met vrij dikke draad voor 220V en 125W.
Lampen van kleiner vermogen volgden, toen men de hamer machines had gekregen, die Anton Philips in oktober 1911 tijdens een reis in de Verenigde Staten had besteld.
In juli 1912 kon de fabricage van lampen met gespoten draad geheel worden stopgezet. Dit geschiedde tot dusverre nog voor een groot gedeelte met de hand. Bij de lamp met getrokken draad werd echter in toenemende mate van machines gebruikgemaakt. Alleen het opzetten van de draad op de twee rijen haakjes werd nog met de hand gedaan.
In die jaren werd door Gerard Philips een drietal werktuigkundigen met het ontwerpen van deze machines belast, Ir. H. Reufel, H. de Jong en Ir. W. Koning. In nauwe samenwerking met de gloeilampenfabriek werden deze machines ontwikkeld in de mechanische werkplaats, de voorloper van de tegenwoordige machinefabriek.
De betrekkelijk korte periode van 5 jaar, waarin de gespoten metaaldraadlamp werd geleverd, was slechts een overgang tijdperk, dat echter voldoende bleek om het elektrische gloeilicht populair te maken.
Toen men eenmaal beschikte over getrokken draad, waar- van de trekvastheid (400 kg per mm2), die van de besten, voor pianosnaren gebruikten staaldraad overtreft, en dien men kan trekken tot een diameter van 0,01 mm (d.i. een vijfde van een mensenhaar), stond de weg open voor het maken van gloeilampen in allerlei grootte en met allerlei vormen van het gloeilichaam.

Glasblazers Philips. Briefkaart met tekst achterzijde in vier talen: "Het met de hand trekken van glasbuizen."
briefkaart collectie Jan Spoorenberg

Afb. 9. Gerard Philips (midden vooraan) met de technische staf in 1916
Bovenste rij:  ir. W. Weber, ir. ? Koopman, ir. L. Hamburger, Dr. E. Oosterhuis, ir. ? Wentink, ir. ? Groenewegen, ir. P.J. Schoonenberg, ir. A.I.J. de Broekert, dr.ir. D. Lely
Onderste rij: ir. H.M.H. Reufel, ir. A. de Graaff, ir. J.C. Lokker, Dr. ir. G. L. F. Philips , Mr. Dr. G. Holst en ir. H. Filippo.

1913

Reeds spoedig, in 1913, werd een verdere belangrijke verbetering van de wolfraamdraad lamp bekend. Door het toepassen van een gespiraliseerden draad in een met stik- stof gevulden ballon kon Langmuir, één der medewerkers van het Research Laboratorium der General Electric Company in Schenectady, het rendement der grote lampen op ongeveer de dubbele waarde brengen.
Reeds enige jaren had Gerard Philips met het plan rondgelopen, zich de medewerking te verzekeren van een natuurkundige, die zich geheel zou kunnen wijden aan het wetenschappelijk onderzoek van psychische problemen, die zich bij de fabricage voordoen. Dit plan nam vaste vorm aan, toen de halfwattlamp haar intrede deed, waarbij zich een hele reeks van nieuwe problemen op psychisch en op scheikundig gebied voordeed.

Dr. G. Holst

Dr. G. Holst

Op 2e januari 1914 trad Dr. G. Holst als natuurkundige toe tot de technische staf van Gerard Philips, spoedig gevolgd door Dr. E. Oosterhuis en anderen. Dit was het begin van het Natuurkundig Laboratorium.
De eerste 25 jaar van het bestaan van de onderneming, die in 1912 werd omgezet in de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken, vielen samen met de snelle ontwikkeling van de elektrische gloeilamp. Kooldraadlamp, gespoten metaaldraad lamp, getrokken metaaldraad lamp en halfwatt lamp volgden elkaar op, en elk dezer lampen stelde weer geheel nieuwe eisen aan de fabricage en de daarbij gebruikte hulpmiddelen. Zoo heeft Gerard Philips feitelijk vier maal in zijn leven als industrieel voor het probleem gestaan, een nieuwe fabricage in te richten en dat terwijl de vorige nog door moest gaan om aan de lopende vraag te kunnen voldoen.
Bij de nieuwe halfwatt lamp waren vooral deze twee problemen op te lossen, de vulling van den ballon met argon en het spiraliseren van de dikke draad. Daar de inmiddels uitgebroken oorlog het betrekken van argon uit het buitenland spoedig onmogelijk maakte, werd te Eindhoven een installatie gebouwd voor het winnen van dit gas. Het kon zoo zuiver gewonnen worden, dat men hiermede, in tegenstelling tot de oorspronkelijke grootte halfwatt lampen van 5C0, 1CCO en 2CCO k ook kleine lampen met gasvulling voor huisverlichting kon maken. Deze vonden onder den naam van Arga"-lampen spoedig grooten afzet en droegen veel bij tot de reputatie van Philips lampen.

Philips gloeilampenfabrieken Eindhoven 4000 Nederlandsche arbeiderd(sters)
briefkaart collectie Jan Spoorenberg

Dezelfde foto voor 5000 Nederlandsche arbeiderd(sters)
briefkaart collectie Jan Spoorenberg

4000 Nederlandsche arbeiderd(sters)
briefkaart collectie Jan Spoorenberg

1915 / 1916

In het begin van het oorlogsjaar 1915 werd de toevoer van ballons, buis- en staafglas afgesneden. Het was toen voor de gloeilampenfabriek een levenskwestie, in de behoefte aan glas te voorzien. Op 15 augustus 1915 begon men met het bouwen van een glasfabriek. Op 17 Januari 1916 werd deze in gebruik genomen (afb. 11).
In die oorlogsjaren vielen twee gebeurtenissen, waarbij de waardering voor Gerard Philips en zijn levenswerk overduidelijk bleek, het 25-jarig bestaan van de fabriek en de erepromotie te Delft. De 2e juni 1916 huldigde, ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de onderneming, het 3700 man sterke personeel, de oprichter van de fabriek en zijn broeder. Bij deze gelegenheid stichtten Gerard Philips en zijn echtgenote het Philips-van der Willigen studiefonds *, waaruit tegenwoordig ongeveer 200 jongelui, kinderen van het Philips personeel, die over voldoenden aanleg en ijver beschikken, geholpen worden bij hun voortgezette opleiding.

*Het studiefonds Philips-Van der Willigenis is met ingang van het studiejaar 2015-2016 gestopt door Philips, omdat een studiefonds niet meer past bij een modern bedrijf. Zo'n 100 jaar hebben kinderen van werknemers van Philips extra financiële ondersteuning gekregen bij hun studie. Jaarlijks werd in totaal 3,5 miljoen euro uitgekeerd.

Extra Feestuitgave van het Eindhovensch Dagblad, 31 mei 1916 bij gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de PhilipsFabrieken.

1917

Op 8ste januari 1917 vond te Delft de erepromotie plaats van Gerard Philips tot Doctor in de Technische Wetenschappen. De promotor, Prof. Dr. W. Reinders, sprak hierbij o.a. de volgende woorden:
"Philips heeft ingezien, dat een rationele ontwikkeling van de techniek alleen dan mogelijk is, wanneer zij vooraf wordt gegaan door wetenschappelijk onderzoek. Hoe uitgebreider de kennis is van de producten die men bereiden wil, van de omstandigheden, waaronder die ontstaan en van alle verschijnselen, die daarop betrekking hebben, des te groter de zekerheid, te eniger tijd verbeteringen in zijn bedrijf te kunnen aanbrengen. Philips heeft daarom, het voorbeeld van Duitsland en Amerika volgens, een aantal bekwame ingenieurs, chemici en fysici aan zijn fabriek weten te verbinden, niet alleen voor de leiding en de controle van het bedrijf, maar ook voor wetenschappelijk onderzoek."

Vele zijn de onderzoekingen, die in korte tijd reeds zijn verricht. Zij moeten als fraaie en nauwkeurige onderzoeken worden gekenmerkt, waarbij dikwijls grote experimentele moeilijkheden schitterend zijn overwonnen. En al heeft Philips hieraan zelf geen actief deelgenomen, hij was toch de grote stuwkracht; zijn grote belangstelling, geestdrift en voortvarendheid werkten bezielend op zijn medewerkers en zullen veel hebben bijgedragen tot hun succes.
De mededeling in het jaarverslag der N.V. over 1914 ,,De verkoop der halfwatt lampen breidde zich geregeld uit, deze lampen beloven een belangrijk artikel in onze industrie te worden", werd in de volgende jaren door de feiten ten volle bevestigd. Nieuwe mogelijkheden boden de gespiraliseerde draad en de hoge temperatuur, waarmee deze in de gasvulling brandde. Lampen met zeer geconcentreerd gloeilichaam werden gefabriceerd voor automobielverlichting, voor projectie doeleinden en voor vuurtorens. In 1918 werd de eerste vuurtoren lamp voor 108 V en 20 A aan de Rijkskustverlichting geleverd. Als laatste der vele verbeteringen op gloeilampen gebied, die Gerard Philips aan het lichtgebruikend publiek heeft geschonken, zij hier de ,,Argenta"-lamp vermeld, de lamp met melkglazen ballon, die vele jaren de beste en aangenaamste lichtbron is geweest, totdat zij op haar beurt weer werd vervangen door de “Bi-Arlita” lamp met aan den binnenkant gematteerde ballon.

Op 1ste april 1922 trad Gerard Philips in de leeftijd van 63 jaar af als Directeur, de leiding van een met een personeel van 5500 man werkende fabriek overlatend aan zijn jongere broer, Anton Philips, met wie hij 28 jaar had samengewerkt.
Als huldeblijk werd hem bij die gelegenheid namens het personeel een schaalmodel aangeboden die op een vijfde van de natuurlijke grootte uitgevoerde model van de automatische oogjesinzetmachine (afb. 16), die volgens zijn ideeën was ontworpen en in de machinefabriek der N.V. gebouwd. Deze machine was een sprekend voorbeeld van zorgvuldige constructie en nauwkeurige afwerking en zij vormde een van de belangrijke factoren voor het bereiken van het grote doel van Gerard Philips' levenswerk als industrieel: de kwaliteit van de Philips lamp.

Mevr. Joh.Philips-van der Willigen overleden 22 januari 1942

Afb. 12. Bij de viering van het 25-jarig bestaan der fabriek. Op de voorste rij van links naar rechts: Mevr. Philips-v. d. Willigen, G. L. F. Philips, Mevr. Philips- Heijligers, A. F. Philips, Mevr. Philips-de Jongh, G. J. de Jongh.

Gerard Philips trad op 1 april 1922 af als directeur van Philips, en werd opgevolgd door zijn broer Anton. Gerard Philips werd commissaris bij enkele bedrijven, en vestigde zich in Parijs en later in Cannes. In 1931 keerde hij terug naar Nederland, en vestigde hij zich in Den Haag, waar hij op 83-jarige leeftijd overleed.
Gerard Leonard Frederik Philips trouwde op 19 maart 1896 met Johanna van der Willigen (30 september 1862 – 22 januari 1942). Het paar had geen kinderen.
bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Gerard_Philips

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

De Philips gloeilampenfabriek te Eindhoven
geven werk aan 2250 uitsluitend Nederlandsche arbeiders(-sters)
briefkaart collectie Jan Spoorenberg / 1916

Philips Fabrieken Oostzijde / briefkaart collectie Jan Spoorenberg

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

Nieuwe Fabriek 1916
briefkaart collectie Jan Spoorenberg

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

briefkaart collectie Jan Spoorenberg

Boeken over Philips

Zo'n 55 boeken over Philips klik hier

In en om de Philips fabrieken - 1921

Philips honderd. 1891-1991. Een industriële onderneming.

Bronnen of extra 

Online: Brochure:  Dr. ir. G. L. F. Philips 9 oct. 1858 - 26 jan. 1942 online raadpleegbaar op https://www.delpher.nl/nl/boeken/

Online: 25 jaar Philips Eindhovensch Dagblad 31 mei 1916 https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMRHCE01:000055781:mpeg21:p001
https://www.ed.nl/philips/

Naamlooze Vennootschap Philips' gloeilampenfabrieken 1891-1916,  p 84 https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB24:079428000

De 10.000ste : een gedenkwaardige dag in de geschiedenis der Philips Fabrieken, Bevat: Rede van de heer A.F. Philips. Rede van den heer Zaalberg. 20 p online raadpleegbaar op https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?
 
boek: Philips honderd. 1891-1991. Een industriële onderneming.