Televisie  en Eindhoven



Klik op de foto voor een vergroting
Eindhoven beleefde op 1 november 1950 de primeur van een televisie-uitzending in een openbare gelegenheid. Philips had al enkele jaren ervaring met experimentele uitzendingen. Genodigden van Philips Experimentele Televisie zitten in cafe `Poort van Kleef' aan de Eindhovense Markt gezamenlijk te kijken naar de uitzending.
 


Philips reclame

Het eerste commerciële televisietoestel dat Philips Philips TX400 maakte (1949) had een beeldbuis van 22 cm en een 4-kanalenkiezer. Het zwart-wit toestel kreeg de bijnaam 'hondenhok'. Een voorloper uit het experimentele tv-tijdperk kreeg vanwege zijn achteroverhellende vorm de bijnaam 'hondje'. De eerste tv-toestellen waren zo duur dat cabaretier Wim Kan de tv-antennes in een conference als kredietharken omschreef.

18 maart 1948, de eerste televisie-uitzending in Nederland; Jules Verne in Eindhoven

Nu had Philips in 1947 een krachtige televisiezender gebouwd, waarmee men verder dan de eigen binnenplaats kon zenden. Het bedrijf had daarom reeds een zendmachtiging aangevraagd. Op 18 maart 1948 kwam deze vergunning af en begon, onderleiding van producer P. Beishuizen, regisseur Erik de Vries en technisch leider W.van Vlerken, een gevarieerde en gesponsorde tv-programma. In een kleine Eindhovense studio startte de Philips Experimentele Televisie (PHET), drie avonden per week, anderhalf uur lang, in totaal 265 uitzendingen, in een kring van 40 kilometer rond Eindhoven.  Hoewel in de volksmond PET-televisie genoemd, werden de uitzendingen zeer gewaardeerd door de pers en door de 400 kijkers die van een toestel waren voorzien.  'Een der prachtigste geschenken die de techniek ooit in mensenhanden heeft gelegd'.

 



De hele avond hadden de journalisten, die op uitnodiging van Philips naar de somptueus gelambrizeerde zitkamer van de Eindhovense Golfclub te Valkenswaard waren gekomen, geboeid naar het televisietoestel gekeken. Ze zagen een door twee acteurs gespeelde toneelscène, een filmpje over de Wieringermeer, een optreden van de conferencier Cees de Lange en de Brabantse humorist Peer van Brakel, enkele bioscoopjournaalbeelden van de recente voetbalwedstrijd België-Nederland en een demonstratie bloemschikken. De wetenschap dat dit alles zich op hetzelfde moment tien kilometer verderop afspeelde in een studio in het laboratorium van Philips, vervulde hen met grote bewondering. "Het is een wonderlijke sensatie", schreef de verslaggever van het Algemeen Handelsblad dan ook, "rustig op een stoel in een kamer naar beelden en gebeurtenissen uit de buitenwereld te kunnen kijken."

Maar wat hier werkelijk aan de hand was, drong pas tot hen door toen ten slotte de omroepster Bep Schaefer weer in beeld kwam. De camera had een iets lager standpunt ingenomen, zodat op haar tafeltje nu ook een telefoon te zien was. Ze greep naar het toestel en draaide een nummer. Tegelijk begon in de golfclub de telefoon te rinkelen. Philips-perschef Sjoerd de Vrij nam op. Op het scherm hoorde men de omroepster vragen: "Hebt u ons goed ontvangen? Hebt u alles goed kunnen zien?" En de perschef gaf antwoord. Ja, het programma was uitstekend ontvangen en iedereen was enthousiast.

"Dat was voor die journalisten het hoogtepunt van de avond", zegt Erik de Vries, de toenmalige regisseur, vijftig jaar na dato met een gulle grijns die de triomf van toen nog weerspiegelt. "Tot op dat moment hadden de heren plaatjes zitten kijken, zonder zich werkelijk te realiseren dat die gelijktijdig werden gemaakt in een studio verderop. En toen begon die telefoon te rinkelen. Niemand legde meteen het verband met wat er in beeld te zien was; dat gebeurde pas toen het gesprek begon. Opeens drong de waarheid in volle omvang tot iedereen door: die juffrouw op het scherm zit daar ècht op dit moment, en daar hebben we nú contact mee. 't Was alsof ze hen dwars door het toestel heen had aangeraakt."


Erik de Vries (1912- 2004 ) achter een van de eerste Philips tv-camera, 1938


De Vries (toen 85 jaar), boomlang in zijn met archiefstukken volgestouwde werkkamer met uitzicht over de daken van het Amsterdamse museumkwartier, haalt met stijgend plezier de ene na de andere map tevoorschijn. Kijk, het draaiboek van die bewuste uitzending. "Schaefer met telefoon, schrijft, draait", staat er. Meer niet; het stuntje met de rechtstreekse telefoonverbinding moest geheim blijven. Kennelijk voorvoelde hij destijds al dat dat de laatste twijfelaars over de brug zou trekken. "Terwijl wij onze collega in natura hoorden spreken", berichtte de man van Het Vrije Volk, "zagen en hoorden wij de reacties van mej. Schaefer per televisie-ontvanger. Een werkelijkheid geworden fantasie van Jules Verne!"

Op zijn achttiende, in 1930, was Erik de Vries bij Philips in dienst getreden op de afdeling zenderbouw. Naar buitenlands voorbeeld werd in het laboratorium gewerkt aan de ontwikkeling van de televisie. De jonge De Vries toonde zich zo geestdriftig over het nieuwe medium dat hij mocht meewerken. In 1938 was hij regisseur, cameraman en presentator van het eerste openbare tv-experiment van Nederland, in de Jaarbeurs in Utrecht. Daarna legde de oorlog de verdere ontwikkeling stil. Pas in 1948 werd het experiment voortgezet.
 



"De grondslag was commercieel", zegt de toenmalige publiciteitsman Fred Knol (83). "Het was voor Philips een kwestie van: we moeten los! De regering zag er niets in, maar het bedrijf maakte al op kleine schaal televisie-toestellen voor de export, zoals voor Duitsland, Frankrijk en Engeland, en wilde uiteraard ook op de Nederlandse markt beginnen. We hadden licht, we hadden radio - nu moesten we verder. De televisie leek een geweldige mogelijkheid voor de toekomst. Miljoenen toestellen konden er worden gemaakt, en er zou werk zijn voor duizenden mensen."

Naar buiten toe wekte het bedrijf echter graag de indruk dat het niet alleen om economische belangen ging. In het in 1949 verschenen boekje Wat weet ik van televisie? van Philips-perschef Sjoerd de Vrij en diens rechterhand Martien Deelen wordt op verheven toon gerept van "de uiterst verantwoordelijke taak om een der prachtigste geschenken die de techniek ooit in mensenhanden heeft gelegd, goed en tot vermeerdering van het menselijk geluk te gebruiken".

Alleen in de slotzinnen van het boekje gaven De Vrij en Deelen aan, dat de televisie ook 'een niet te onderschatten gevaar' in zich borg, "juist omdat het een harde spiegel zal zijn van het leven zèlf, met al zijn goede en slechte kwaliteiten."

Op de werkvloer overheersten echter de positieve gevoelens. Het nieuwe medium zou een venster op de wereld worden, dat volgens menigeen in de Nederlandse huiskamers ook tot een verrijking van het gezinsleven zou leiden. "Voor mij was het versterken van de huiselijkheid een belangrijk aspect", zegt Fred Knol, die als omroeper een bekend gezicht werd bij Philips Experimentele Televisie. "Ik heb daar volledig in geloofd. In mijn gedachten zag ik vader, moeder en de kinderen met elkaar bij het toestel zitten. Dus dacht ik: de gezinnen zullen dankzij de televisie beter bij elkaar blijven. Ik haakte daar ook op in, als ik bijvoorbeeld een film aankondigde. Dan zei ik: ziezo, het eten is op, de afwas is gedaan, maar doezelt u alstublieft niet weg, want nu komt er een mooie romantische film. Ook heb ik wel eens tegen de kijkers gezegd dat ik hier op zaterdagavond in een kale studio zat, terwijl zij gezellig thuis bij de koffie met gebak zaten. Toen werd er prompt bij ons een thermoskan koffie en een doosje gebak bezorgd."

 

Optische horizon

In het natuurkundig laboratorium, door iedereen aangeduid als NatLab, was een studiootje van 5 bij 11 meter gebouwd. Door het raam van kamer 103 moest je ernaar binnen, weet Erik de Vries nog - een trappetje op, over de verwarming heen stappen en dan stond je op de vloer. Het was maar goed dat de belichting bestond uit watergekoelde drukkwiklampen, anders was het er niet te harden geweest van de hitte.
 

 

In het boek van Huub Wijfjes: "Hallo Hier Hilversum" , staat bij de foto" Kijkje in de kleine studio van PH.E.T. (PHilips Experimentele Televisie), waar een programma over kinderverzorging wordt uitgezonden." 


Daar binnen was hij de regisseur en eerste cameraman, die samen met de door de commerciële afdeling aangestelde programmaleider Piet Beishuizen de uitzendingen samenstelde. 'Het is zaliger te zenden dan te ontvangen', luidde het devies dat bij De Vries op een kaart boven zijn bureau hing. Er werd drie avonden per week uitgezonden: op dinsdag informatief, op donderdag cultureel en op zaterdag een speelfilm. De eerste uitzending had plaats op 18 maart 1948. De reguliere uitzendingen begonnen op 1 april van dat jaar.

De ontvangsttoestellen waren gratis uitgezet, in een kring van maximaal 40 kilometer om Eindhoven. De ontvangst reikte tot de optische horizon, verklaarde de als 'duivelskunstenaar' beschouwde chef-technicus Willem van Vlerken tegenover de pers. De meeste kijkers waren Philips-functionarissen en plaatselijke notabelen. Soms gaf dat scheve ogen; wie geen toestel kreeg, had blijkbaar niet genoeg prestige. Over een Philips-functionaris die met pensioen ging wordt zelfs verteld dat hij, toen de dag erop zijn ontvanger werd weggehaald, een hartaanval kreeg en overleed.

Wel waren de kijkers min of meer verplicht een tegenprestatie te leveren; na elke uitzending moesten ze een ontvangstrapportje opsturen. De Vries heeft nog een paar kaarten bewaard, waarop die reacties voor de programmamakers werden samengevat. Het beeld was zo scherp, schreef iemand in oktober 1948, dat de uitzending van de poppenkast er onder had geleden: "De pennen waarmee de poppen bewegen, waren te goed te zien." Een maand later werd de regisseur op het hart gedrukt ook de kleinste details niet uit het oog te verliezen: "Een bewijs hoe nauwkeurig men kijkt, zijn de enkele opmerkingen over het slordig zitten van de das van de omroeper."

Inhoudelijk bemoeide de Philips-directie zich nauwelijks of nooit met wat er in die eerste tijd werd uitgezonden. Fred Knol herinnert zich nog dat hij herhaaldelijk vlak voor de aanvang van het programma werd opgebeld door Philips-directeuren, die thuis een belangrijke buitenlandse gast op bezoek hadden en wensten dat deze door de omroeper speciaal welkom werd geheten. "Dan moest ik binnen enkele minuten een paar woorden in het Frans, Duits of Engels improviseren. Daar heb ik de meeste zenuwen van gehad." Maar verder was het, denkt Knol, voor de Philips-leiding ook niet werkelijk nodig om de programmamakers aan strenge instructies te onderwerpen: "We waren uit onszelf al supercorrect en superbeschaafd. Zo ging dat nu eenmaal in die tijd. Je trad iedereen met het uiterste respect tegemoet."

 

Duizend gulden

De top van Philips geloofde niet erg in televisie, zo blijkt uit de notulen van een vergadering in november 1935. De mensen zouden liever films willen projecteren en de hoge prijs - minstens duizend gulden - maakte televisie slechts ""een aardig gerief voor de happy few''. Bovendien reikten de zenders nog niet verder dan veertig kilometer. Tv zou dus beperkt blijven tot grote bevolkingscentra zoals Londen. Het grootste probleem, tenslotte, waren de programma's. Holst had dit al in 1932 in de VS vastgesteld: ""Ze hebben het probleem van het maken van interessante televisie-programma's nog niet opgelost.''

Niettemin werkte men door. De gedachte was dat de mensen met de bestaande, zeer kleine tv-buizen geen genoegen zouden nemen omdat ze een klein en onscherp beeld gaven. Evenmin kon men zich een toestel voorstellen met een grotere kathodestraalbuis. Wie zou nou zo'n geweldige "vacuumknots' in de huiskamer zetten? De conclusie: het protelgram, een klein kathodestraalbuisje met een heel hoge intensiteit dat de beelden op een scherm aan de muur projecteert.

 

Philips stak veel energie in deze techniek en probeerde het protelgram in Amerika te lanceren. Dat lukte niet, ook al werd de kwaliteit prima bevonden. Men wilde niet net als in de bioscoop in het donker naar een scherm kijken, maar dat zag men bij Philips niet in. Toen Radio Corporation of America ( RCA) bovendien wél grote buizen maakte, die vervolgens steeds platter werden, was het lot van protelgram bezegeld. ""Het bleek vechten tegen de bierkaai'', aldus Casimir.



Tal van gasten werden aan het woord gelaten over hun interessante beroep of hobby (de valkenier wiens valk vrijuit door de studio vloog, baarde heel wat opzien), deskundigen legden uit hoe een onderzeeër werkte of hoe belangrijk vingerafdrukken zijn voor het politiewerk, en anderen gaven demonstraties in bloemschikken of het zelf bouwen van een pingpongtafel. Erik de Vries' toenmalige echtgenote verzorgde in een tot keuken omgebouwd hoekje van de studio een kookprogramma.

Ruim een jaar later kon de voetbalwedstrijd PSV-Eindhoven rechtstreeks in beeld worden gebracht. "Met twee camera's", zegt De Vries. "Eén op de tribune voor het totaalbeeld en één achter het doel. Op het veld miste je ontzettend veel, maar door het doel zag je de bal zó op je afkomen." Op joviale toon gaf dr. Anton Philips, die de reportage in het gezelschap van zijn kinderen en kleinkinderen had bekeken, na afloop commentaar aan de pers: "Naar mijn smaak is het 10-1 voor de televisie."

Primitief

"Eigenlijk hebben wij destijds in Eindhoven alles al gedaan wat je nu nog op de televisie ziet, alleen veel kleiner", meent Dick de Vilder (80), die zijn functie als directiesecretaris bij de Philips-dochter NSF in Hilversum in 1949 graag verruilde voor een afwisselende werkkring bij Philips Experimentele Televisie. Hij was tweede cameraman, maar maakte ook vraaggesprekken, presenteerde het spelletje Tele Mimiek (een verre voorloper van Hints) en las verhaaltjes van eigen hand voor, met een kleine schare kinderen aan zijn voeten.

"Je deed alles wat maar nodig was", zegt hij. "Na de uitzending kwam ik altijd moe en uitgeteld thuis - zo ingespannen waren we op zo'n avond bezig geweest. Het was, niet alleen voor Philips maar ook voor ons, een kwestie van ontdekken wat er kon, wat de mogelijkheden van dit nieuwe medium waren. En daarin wilden we elke keer tot het uiterste gaan."

Met de archiefmappen op schoot schudt Erik de Vries zijn hoofd met witte baard en mompelt: "Hoe ik dat toen allemaal heb durven ondernemen, is mij nu een raadsel."

Voor de programmamakers stond intussen vast dat Philips Experimentele Televisie niet het eeuwige leven zou hebben. Weliswaar koesterde een enkeling visioenen van een nationale omroep naar BBC-snit, maar de rest was realistisch genoeg om te beseffen dat Eindhoven grenzen aan de groei zou stellen. "Op een gegeven moment, toen alles wel zo'n beetje was gedaan, verloor het lab zijn belangstelling", zegt De Vries. "Die wisten wel weer andere, leukere proeven te bedenken." En hoewel premier Drees nog in het voorjaar van 1951 meedeelde dat hij 'in verband met de kosten' niets zag in invoering van een landelijk televisienet, was niet langer tegen te houden dat de regering het nieuwe medium, net als de radio, in handen zou leggen van de bestaande omroepen.

In juli 1951 verdween de Philips-zender na 275 uitzendingen uit de lucht. Lovend schreef De Telegraaf: "Men heeft onder zeer moeilijke omstandigheden, als ruimtegebrek, opmerkelijke prestaties geleverd in deze gemoedelijke en tegelijk vastbesloten gemeenschap van pioniers." Op 2 oktober begon de door de omroepen gevormde Nederlandse Televisie Stichting met uitzenden uit een studio in een kerkje in Bussum, dat door Philips voor dit doel was gekocht.

Ook de meeste medewerkers uit Eindhoven stonden vooralsnog ter beschikking van de omroepen. Zo werd Erik de Vries de mentor van de eerste generatie van Nederlandse tv-regisseurs.

 

dinsdagavond 2 oktober 1951


Eerste televisie uitzending aangekondigd in de ncrv-gids 1951

Op de eerste nationale televisie-avond, dinsdagavond 2 oktober 1951, verdrongen zich duizenden mensen voor de krap 500 toestellen die opgesteld stonden in cafés, etalages, zalen, enkele huiskamers, en in de bibliotheek van paleis Soestdijk. Het overtrof ieders verwachtingen. Maar de regering-Drees, die zo lang om redenen van zuinigheid invoering had tegengehouden, hield bij monde van staatssecretaris van OK , W, mr. J.M.Th. Cals, als openingsrede een preek die het idee voorgoed leek te willen wegnemen dat televisiekijken ook gewoon leuk mocht zijn: ""Meer dan ooit tevoren gaat de techniek ons leven beheersen: nu is het niet alleen meer in het arbeidsproces, waar de machine de mens dreigt te verdringen, maar ook in de vrijetijdsbesteding. Na de massa-arbeid is het nu de massa-recreatie die de menselijke persoonlijkheid belaagt. Wanneer deze dreiging niet duidelijk wordt onderkend, zal de techniek - eens symbool van de menselijke geest op de stof - zelf meester en tyran worden. Wij dienen te waken, dat de techniek nooit doel gaat worden, maar slechts als middel wordt aangewend.''


"En toen volgde tien minuten pauze, want op de kleine studiovloer was tijd nodig om de tafeltjes van de sprekers opzij te schuiven voor de decors van het tv-stuk De Toverspiegel"
 

De eerste storing

Na de toespraak van Cals, en nóg een toespraak van de voorzitter van de NTS en nóg een toespraak van professor Halbertsma getiteld De leek en televisie, was het pauze tijdens welke het lied O, kom er eens kijken ten gehore werd gebracht. Na de pauze was er onder meer een televisiespel te zien, het eerste Nederlandse televisiedrama getiteld De Toverspiegel. Tijdens dit spel, met in de hoofdrollen Ank van der Moer, Hetty Blok en Albert van Dalsum, beleefde de Nederlandse televisie ook meteen de eerste storing, drie minuten lang, die door omroepster Jeanne Roos de volgende dag in Het Parool werd beschreven als 'een verzameling bewegende schilderijen van Mondriaan'. Roos redde de situatie door de abstracte strepen en blokjes te verklaren met de woorden: ''Wij komen pas kijken, maar tenslotte komt u ook pas kijken.''


Opname toverspiegel in de irene studio

De journalist Evert Werkman en de aankomende regisseurs Willy van Hemert en Peter Koen hadden een stuk geschreven over heden, verleden en toekomst van de communicatie. De toneelreus Albert van Dalsum speelde de rol van Professor Video, een soort Vadertje Tijd, met de twaalfjarige Louis Bouwmeester, telg uit het vermaarde theatergeslacht, als leergierig jongetje aan zijn zijde.

,,Ik had natuurlijk geen flauw idee wat televisie was'', zegt Bouwmeester nu. ,,Maar in de studio was ik wel overal te vinden, want ik vond het er machtig interessant, met die camera's die meer een soort sigarendozen leken, en de regiekamer bovenin. Ik weet nog dat Erik de Vries mij tijdens een repetitie uitlegde hoe het werkte - dat er een zender in de klokkentoren van dat kerkje zat, dat die het signaal naar de zender in Lopik stuurde, en dat die het dan overal naartoe zond. Ik bleef toen een tijdje voor de camera zitten, nam een aanloop en holde naar de regiekamer. Ik dacht dat ik dan kon zien hoe ik als tv-beeld uit Lopik terug zou komen.''

Professor Video liet zijn leerling door de toverspiegel zien hoe men in 1600 geïnformeerd raakte (een Vondeliaanse scène met de acteurs Ank van der Moer en Johan de Meester) en hoe het in het jaar 2600 zou zijn. De cabaretière Hetty Blok speelde een toekomstmevrouw die haar man in het buitenland kon bellen per `televifoon'. Ze was gekleed in futuristisch bedoeld plastic. Daaronder droeg ze een zwarte balletmaillot, beschikbaar gesteld door De Vries' echtgenote Hans Snoek, de grande dame van de Nederlandse dans. ,,Maar dat was helemaal niet nodig'', zegt de latere Zuster Klivia, ,,want binnen vijf minuten was dat plastic pak helemaal niet doorschijnend meer door alle condens die eronder kwam. Zo heet was het er.''

Ook in de herinneringen van Louis Bouwmeester figureert de hitte: ,,Eén van de camera's stond op een kraan. Die cameraman zat met zijn kruin vlak onder de lampen. Dat was natuurlijk niet te harden. En dus stond er een vent met een emmer water onder, die hem steeds nat maakte.''
 

Hetty Blok en Ad Hooykaas in het televisiespel "De Toverspiegel" op de eerste uitzendavond van de N.T.S. op 2 oktober 1951. Foto uit het boek van Huub Wijfjes: Hallo Hier Hilversum!

Hetty Blok had evenmin een omlijnd beeld van de televisie. ,,Niemand had zo'n toestel'', zegt ze, ,,en na afloop had ook bijna niemand het gezien. Ik wist wel dat ik ingehouden moest spelen, want dat kende ik van de film, maar verder kon je je er niets bij voorstellen. Ik denk dat Erik de Vries de enige was van ons allemaal die je van enig idealisme kunt verdenken. Hij had wel het idee dat je de televisie kon gebruiken om de mensen mooie dingen voor te zetten. Mijn enige gedachte was destijds dat ik allemaal heel opwindend en spannend vond, en dat ik 't zo goed mogelijk moest doen. Verder niet.''
"
Zweten op eerste tv-avond" nrc 27-09-2001


En, na al die decennia hooggespannen verwachtingen, vond het publiek het ook niet leuk, die televisie. Al binnen twee maanden barstte er in ongekende eendrachtige "gezamenlijkheid' een gekanker los onder het publiek, het grootst natuurlijk onder de café-bazen en handelaars die met lege tafels en onverkochte toestellen bleven zitten. ""Men heeft in Bussum zo weinig fantasie; er zouden meer potsenmakers en revue-artiesten moeten komen.'' ""Niets afwisselends, de inpolderingen en de staatsmijnen ken ik zoetjesaan uit m'n hoofd. Waarom geen sport en geen tekenfilmpje?'' ""Is het voor de krant? Nou dan kan u uit mijn naam gerust vertellen dat de programma's een grote sof zijn. Het hoeft heus niet allemaal van hopfalderie te zijn, maar als je niets anders te zien krijgt dan een omroepster, een spreker, een voorzitter en nog een spreker, kijk je niet meer.''

De pers concludeerde: door de slechte programma's en schaarse uitzenduren ""is het niets gedaan met de televisie.'' Zelfs De Telegraaf schreef: ""Televisie op dood spoor. Verder experimenteren zinloos.'' Philips weigerde te vertellen hoeveel toestellen men verkocht, maar volgens vele verkopers was het, begin 1952, met de tv-verkoop in Nederland "radicaal afgelopen', ""Jawel, eigenlijk zit Nederland met het geschenk van de firma Philips lelijk in de maag'' (Wereldkroniek).

Pas toen de televisie werd gebruikt zoals David Sarnoff dat in de jaren twintig zag - levend, pakkend en direct - kwamen de belangstelling en de kooplust. Door de beelden van het bezoek van koningin Juliana aan Asten in juni '51, de NCRV-BBC-uitzending van de begrafenis van koning George VI in februari '52, de tv-reportage van prinsjesdag in september '52, maar vooral de interland België-Nederland in oktober '52, die ondanks de 2-1 nederlaag ""een doorslaand succes'' werd genoemd. ""Nederland heeft voorgoed de televisie ontdekt.''

De curves van economische groei en tv-verkoop liepen gelijk op, en na een jaar of zes, zeven hadden de tv-makers ook een beetje door hoe men een aantrekkelijk programma moest maken (Pension Hommeles). In 1958 waren er zo'n 250.000 toestellen verkocht, meer dan in 1949 was verwacht, al bleven er genoeg nukkig volhouden: ""Ik koop pas televisie als ik ook New York kan krijgen, dan zie je tenminste wat.'' In 1950 had Het Parool over het ""geldverslindende bedrijf'' dat televisie heette, uitgerekend dat de Nederlanders per jaar aan roken en drinken 1 miljard gulden uitgaven en dat het ze 300 miljoen gulden zou kosten als ze tv's gingen aanschaffen in de mate als de Amerikanen dat bezig waren te doen.


autuer: Sonja de Leeuw
De man achter het scherm
De televisie van Erik de Vries
uitgever: Boom
ISBN: 9789085065098
paperback inclusief dvd | geïllustreerd
17 x 24 cm
296 blz. | €24.50
uitgave: april 2008

 

Erik de Vries was in de twintigste eeuw de verpersoonlijking van de Nederlandse televisie. Vanaf het allereerste televisiebeeld, in de jaren dertig, is hij tijdens zijn lange leven met het medium verbonden geweest. Op het Natuurkundig Laboratorium het beroemde NatLab van Philips in Eindhoven maakte Erik de Vries (1912-2004) in 1935 zijn eerste televisieopname. Daarna zou hij zich met vrijwel elk onderdeel van de Nederlandse televisie bezighouden. Als technicus, cameraman, regisseur, maar vooral als promotor van de televisie, die hem een leven lang boeide. De Vries stond aan het hoofd van de televisie-experimenten bij Philips en de publieke omroep. Hij maakte de eerste commerciële televisie in Nederland, initieerde onder meer Teleac en adviseerde bij de opbouw van televisie in verschillende landen. Hij regisseerde onder meer de spraakmakende programma's Pension Hommeles, geschreven door Annie M.G. Schmidt, en Mies en scène, waarin Mies Bouwman als gastvrouw optrad. Door zijn vernieuwende kijk op de ontwikkeling van televisie als modern en innovatief medium kwam De Vries vaak in botsing met het conservatieve, verzuilde stelsel dat de televisiewereld in zijn greep hield. De man achter het scherm is de biografie van een televisiepionier. Tegelijk heeft de historica Sonja de Leeuw een prachtige geschiedenis geschreven van de Nederlandse televisie.

meer achtergrond over dit boek:
http://www.spreekbuis.nl/content/508/Niets_is_goed_genoeg_voor_televisie.html


http://www2.hum.uu.nl/nieuws/publicaties/080408PUpublicatiedeleeuw.htm

http://www.nrc.nl/media/article1048643.ece/Het_televisieaanbod_vond_hij_troep_



Het eerste miljoen

Tijdens de eerste tv-uitzending waren er naar schatting vijfhonderd toestellen. Tv-lozen verdrongen zich voor de etalages van wat toen nog radiohandelaars heetten. Cafés werden omgebouwd tot filmzaaltjes. Het aantal verkochte toestellen steeg maar langzaam - op 1 januari 1956 waren slechts 26.000 geregistreerd. Dat had niet alleen te maken met de hoge prijs maar ook met de kwaliteit van de programma's. Uit een enquête uit 1957 bleek de onvrede. Een kijker beklaagde zich over het gebrek aan afwisseling: ''De inpolderingen en de staatsmijnen ken ik zoetjesaan uit mijn hoofd.''

Een ander noemde de programma's 'een grote sof': ''Het hoeft heus niet allemaal van hopfalderie te zijn, maar als je niets anders te zien krijgt dan een omroepster, een spreker, een voorzitter en nog een spreker, kijk je niet meer.''

Op 3 januari 1957 meldde het NTS-journaal de 100.000ste kijker. De familie Van Uden kreeg een tv-tafeltje overhandigd: ''Een tafeltje dat de bijzonderheid heeft dat het ook nog draaibaar is.''

Een jaar later, 25 januari 1958, bleek de familie Hellemink uit Leiderdorp de gelukkige bezitter van het kwartmiljoenste toestel. Vier van de vijf omroepsters rukten uit om de geschenken te overhandigen: een tv-meubel, nu op wieltjes, en sloffen voor meneer. Op 14 november 1961 werd het miljoenste toestel aangesloten bij de familie Milius in Deventer. Pipo de Clown en Willem Duys kwamen de familie feliciteren.

En wie zou er zijn rokertje of drankje voor willen laten staan? In de eerste jaren van de televisie was het pauzeteken een asbak met een rokende sigaret, die telkens even door een, alleen met zijn hand zichtbare, roker werd weggenomen. Tenslotte maakte de hand de sigaret uit en was de pauze om. Nationale en commerciële omroep zoals in Amerika, het is er beide wel en niet, maar de asbak is vervangen door de sterspot. De rest zal volgen, en dan is Nederland, een halve eeuw later, op het punt waar het in Amerika op 1 juli 1941 mee begon: commerciële tv met als hoofdmoot amusement en nieuws.

Hoewel, gezien de typisch Nederlandse "toepassing' van het medium-televisie is dat, ook nu het geld en alle ideeën op zijn, nog helemaal niet zeker. Want of we nu de strijd in 1928 over de wet op het radiobestel bekijken, de strijd om het televisiebestel, in 1953 definitief door de omroepen gewonnen, de strijd om de sterreclame, het is nog altijd waar wat Vrij Nederland op 31 oktober 1953 schreef: ""Een treurige situatie: een omroep die verpolitiekt is en politieke partijen die veromroept zijn.''

Massaal op kleur ? eerste start op 21 september 1967 Kleurentelevisie

Erik de Vries, de peetvader van de Nederlandse televisie, juichte in een Philips­publikatie over de `terugkeer naar de werkelijkheid': `Stel je eens voor dat we in 1935 met het uitzenden van kleur, van de werkelijkheid dus hadden kunnen beginnen. En dat er nu in 1967 iemand was gekomen die zei: "Ik heb nu toch een uitvinding voor elkaar, jongens, het kan in zwart­wit"!' De opvatting van de schrijver Cees Bud­dingh' (`Geef mij maar zwart-wit. Ik zie de hele dag alles in kleur') maakte weinig school.


"De introductie van kleurentelevisie in Nederland verliep volgens dezelfde paden als destijds de zwart/wit-televisie. Philips en de omroepen (verenigd in de NTS) oefenden aandrang uit op de overheid om officiële kleurenuitzendingen toe te laten. De regering stelde zich aanvankelijk nog afwachtend op, vooral omdat de NTS veel geld had gevraagd om voorbereidende maatregelen te treffen (studio's, apparatuur en zenderpark moesten worden omgebouwd) en men zich zorgen maakte over het feit of de consument wel massaal de dure kleurentelevisie-ontvangers zou aanschaffen. Maar in januari 1967 kwam het verlossende woord uit Den Haag en kon de NTS in oktober dat jaar beginnen met experimentele uitzendingen.
Maar de NTS was er klaar voor en zo kon al in september 1967 het eerste kleuren­programma worden uitgezonden. De kleuren­reportagetrein stond bij de RAI in Amsterdam. De opening van de Firato '67 werd zo tot een his­torische gebeurtenis, ook al zal de uitzending onder regie van Fred Oster (op een door-de-week­se-dag in de voormiddag) door slechts weinigen bekeken zijn. 's Avonds werd een Duits kleuren­programma uitgezonden, met het Roemeense Nationale Ballet Oltenia. Er waren in de eerste fase zo'n zeven zenduren in kleur per week. Het experimentele stadium verliep met weinig onge­lukken. `Zijn zwart-wit programma's op het kleu­rentoestel te zien?', wilden de mensen weten. En: `Zijn kleurenprogramma's op een gewoon zwart­wit toestel te ontvangen?'

De VARA maakte zich tot tolk van de minder­draagkrachtigen. In het jaarverslag werd aangevoerd dat de uitzendingen in kleur 25% meer zou­den kosten dan die in zwart-wit. De kijkbijdrage zou op den duur omhoog moeten en de kosten zouden derhalve ook worden opgebracht door televisiekijkers die zich geen kleurenontvanger zouden kunnen veroorloven. Een verzoek van het NTS-bestuur aan de minister de invoering van een toelage op het kijkgeld voor bezitters van kleuren­ontvangers te overwegen werd echter afgewezen.

De definitieve invoering van kleurentelevisie werd op 1 januari 1968 een feit. De aankomst van Sinterklaas in 1967 was aanleiding tot de eerste buitenreportage in kleur; op 10 maart 1968 werd de eerste voetbalwedstrijd in kleur uitgezonden. De kleurenuitzendingen namen een grote vlucht aan het begin van de jaren 70. Was na oktober 1967 nog maar 11 % van het gemiddelde weekaanbod in kleur, in 1970 was dat al 33 procent en in 1974 87 procent. Na de eerste nieuwsgierigheidsaankopen keken de meeste mensen, afgeschrikt door de hoge prijs (in 1967 tussen de 2500 en 3000 gulden) liever even de kat uit de boom, maar halverwege de jaren 70 werd massaal op kleur overgeschakeld..."

Een van de eerste kleuren tv's uit 1967 met 6 VOORKEUZE ZENDERS, CHASSIS K6 BEELDBUIS A63-11X, NIEUWPRIJS 2950 GULDEN in december 1967
http://www.marcelstvmuseum.com


bronnen:

  • http://www.terras.tv/pages/tvmuseum/index.html
  • De prehistorie van de televisie,  NRC Handelsblad, 28-09-1991
  • 18 maart 1948, de eerste televisie-uitzending in Nederland; Jules Verne in Eindhoven, NRC Handelsblad,14-03-1998 (Henk van Gelder)
  • Massaal op kleur Algemeen Dagblad, 15-10-1994
  • http://www.marcelstvmuseum.com ((apparatenoverzicht)
  • http://www.parool.nl/dossiers/tv/
  • boeken over de eerste jaren van de Nederlandse televisiegeschiedenis:
    (Deze boeken zijn soms 2e hands verkrijgbaar of te leen in een van de openbare bibliotheken in Nederland)
     
    Auteur: Veer, Bert van der
    Titel: Grepen uit een kwart eeuw tv in Nederland : of, 7781 mooie avonden / Bert van der Veer ; met een voorw. van Nico Scheepmaker
    Uitgave: Utrecht [etc] : Spectrum, 1976. - 185 p : ill ; 29 cm. - 9027484015
    Inhoud Met lit. opg. - Rijk geïllustreerd overzicht over de periode 1951-1976, met gegevens over belangrijke of geruchtmakende programma's, aangekochte film series en televisieprijzen.
    Onderwerp
    Televisie ; Nederland; 1951-1976


    Hallo hier Hilversum : driekwart eeuw radio en televisie / Huub W fjes
    Auteur: Hubertus Bernardus Maria W fjes (1956-)
    Jaar: cop. 1985
    Uitgever: Weesp : Fibula-Van Dishoeck
    Annotatie: ill
    Met lit. opg
    Omvang: 119 p
    Formaat: 26 cm
    ISBN: 90-228-3375-5
    Trefwoord: (LTR) Radio; Nederland; geschiedenis; (LTR) Televisie; Nederland; geschiedenis; (GTR) Omroep; (GTR) 4.210 Nederland; (LTR) Radio; (LTR) Nederland; (LTR) Geschiedenis; (LTR) Televisie; (LTR) Nederland; (LTR) Geschiedenis; (GTR) Geschiedenis (vorm); (BTR) radio-omroep; (BTR) televisie
    Onderwerp: 05.34 omroep: algemeen
    Code: (UDC) 654.17/.19(492)
    Recensie: 'Hallo hier Hilversum' is een historisch overzicht van driekwart eeuw Nederlandse Radio en Televisie. Allereerst behandelt de auteur de geschiedenis van de radio waar hij nader ingaat op onder meer de omroepverzuiling, de periode dat levensbeschouwelijke groepen de radio als communicatiemiddel zijn gaan gebruiken, waarbij bij de een het kerkorgel centraal staat, en bij de ander drama en het hoorspel; de samenwerking tussen omroep en de bezetter tijdens de oorlog en de vernieuwingen na de oorlog. In het tweede deel beschrijft hij de opkomst van de televisie en schenkt daarbij ruime aandacht aan de technische en organisatorische kant van televisie maken. Op een vrij zakelijke wijze heeft de auteur de historische feiten gerangschikt en opgeschreven. De auteur laat daarbij de sfeer, die juist zo illustratief kan zijn voor de behandelde periodes, over aan de overdadige illustraties en foto's die het boek rijk is.


    Titel: Het zijn de programma's die het 'm doen : normen en feiten over de televisie-programmering in Nederland, 1972-1992 / Ben Manschot
    Auteur: Bernardus Johannes Anthonius Maria Manschot (1938-1995)
    Jaar: 1993
    Uitgever: Amsterdam : Cramwinckel
    Reeks: Studies in communicatie en informatie
    Annotatie: ill
    Ook verschenen als proefschrift Universiteit van Amsterdam, 1993
    Met lit. opg
    Met samenvatting in het Engels
    Omvang: 213 p
    Formaat: 24 cm
    Trefwoord: (LTR) Televisie; (LTR) Nederland; (LTR) geschiedenis; (LTR) 1972-1992


    Titel: Bekijk het maar : 25 jaar televisiebelevenissen / Willy van Hemert ; ingel. door Wim Rengelink
    Auteur: Willy van Hemert (1912-1993); Jan Willem Rengelink (1912-1999)
    Jaar: 1976
    Uitgever: Amsterdam [etc.] : Elsevier
    Annotatie: met ill
    Omvang: 128 p
    Formaat: 30 cm
    ISBN: 90-10-01762-1 : f. 17.50
    Trefwoord: (GTR) Televisie; (GTR) 4.210 Nederland; (LTR) Televisieprogramma's; (LTR) Nederland; (LTR) Geschiedenis; (BTR) Radio-omroep en televisieomroep
    Onderwerp: 05.36 televisie 1951-1976

    Titel: Goedenavond dames en heren : " close-ups" en " long-shots" uit de televisiewereld / Mies Bouwman ; met een voorw. van W. van Hemert
    Auteur: Mies Bouwman (1929-); Willy van Hemert (1912-1993)
    Jaar: cop. 1956
    Uitgever: Amsterdam : De Boer
    Annotatie: ill
    Omvang: 176 p., [16] p. pl
    Formaat: 22 cm
    Trefwoord: (LTR) Televisie; (LTR) Nederland