|
In 2006
werd ik door mijn zuster op deze website over
het leven van Uw Vader en de periode in Stanislau geattendeerd.
Uw verhaal bracht voor het eerst duidelijk heid
over de opmerking van mijn Moeder dat zij haar
Vader op haar trouwdag 2 mei 1942 voor het
laatst heeft gezien. Het heeft er voor gezorgd
dat ik mij uitgebreid ben gaan verdiepen in de
vraag wie mijn Grootvader was.
Ik ben
Bram Dudok van Heel (geb.17 juli 1943) en oudste
zoon van Johannes Christiaan Dudok van Heel,
geb. 5 oktober 1911 en overleden 17 juni 2001 en
Paula Keppel Hesselink geboren 27 mei 1916 en
overleden 4 november 1981. Haar Vader was
Hendrik Keppel Hesselink geb. 16 juni 1887 te
Arnhem sinds 1926 Commandant van de School voor
Reserve Officieren Bereden Artillerie (SROBA) te
Ede en overleden 29 september 1942 te Stanislau.
Haar Moeder was Adrienne Nelly Vogelenzang geb.
26 maart 1893 en overleden te Breda 28 oktober
2001.
Thuis werd er nooit over de oorlog en over mijn
Grootvader gesproken. Het verdriet was voor mijn
Moeder en enig kind, die zo dol was op haar
Vader, te groot. Mijn zoektocht is daardoor
beperkt tot slechts een paar foto’s van vroeger
en vooral externe bronnen waaronder Uw website.
Hieronder een beschrijving van zijn laatste
dagen in krijgsgevangenschap:
UIT HET DAGBOEK VAN EEN NEDERLANDSE KRIJGSGEVANGENE
opgetekend door
G.L.M.H.Higly in 1924
26 september 1942.
De overste Keppel Hesselink lijdt aan een
ernstige blindedarmontsteking. Men vreest voor
zijn leven. Moge hij gespaard blijven. Het zou
te erg zijn als zo’n jonge, flinke aardige kerel
heen zou gaan.
27 september.
Zondagmorgen. Een blauwe, wolkeloze hemel, een
lekker warme zon. In de preek zei de
aalmoezenier: “dit leven is en blijft een
tranendal” maar niet altijd zijn we in dit dal,
we zijn ook wel eens op de hoogte.
29 september.
Wat wij vreesden is gebeurd. Keppel Hesselink is
overleden. Ontzettend zo’n jonge stevige kerel,
die zich steeds zo verdienstelijk gemaakt had in
zijn leven en van wie nog zoveel goeds te
verwachten was, vooral in de tijden, die we
tegemoet gaan. En wat zal het zijn voor zijn
vrouw en zijn dochter als hun deze
onheilstijding bereikt? Dat juist de beste zoons
zo vroeg weggenomen worden!
Persoonlijk heb ik niets dan aangename
herinneringen aan hem en aan zijn gastvrij
tehuis. Aan hem heb ik ook de invitatie te
danken voor de 3-weekse tocht te paard door
Hongarije onder leiding van Generaal Horthy die
tot de aangenaamste en meest bijzondere
herinneringen van mijn leven behoort.
2 oktober 1942
Keppel Hesselink begraven. Een droeve dag. Die
ik zo in de volle fleur van het leven gekend heb
te zien toevertrouwen aan vreemde aarde, ver weg
van zijn gezin, zijn land en zijn volk. Het was
aangrijpend.”
Van de afdeling oorlogsnazorg van Het
Nederlandse Rode Kruis kreeg ik indertijd een
'samenvatting diverse verslagen over de reis van
Nürnberg naar Stanislau en de aankomst en het
verblijf aldaar' beginnend 1 augustus 1942.
Grootvader:
Hendrik
Keppel Hesselink
woonde op kamer 284 samen met o.a. Majoor Jhr.
W. Gevaerts (KG 31160), Luitenant Kolonel der
Infanterie Waarnemer (2e Luchtvaartregiment) J.H.
Sar (KG 31288) barakchef 30, Overste J.H. Sar, Majoor der Infanterie J.M.N. van der
Drift (KG 31298), Majoor bij de Koninklijke
Marechaussee M. Schreuder (KG 31512), Majoor ML
A. v. Heuff (KG 31640), Majoor bij de
Koninklijke Marechaussee H.A.J.G. Kaasjager (KG
31670) barakchef 26 was sinds 1938 Commandant
over het depot van de M in Apeldoorn waar
opleiding werd gegeven aan officieren,
onderofficieren en marechaussees, na de oorlog
is hij in 1946 benoemd tot hoofdcommissaris van
de Amsterdamse politie en dat tot zijn pensioen
in 1956 gebleven en Majoor der Infanterie C.M.
van Hal (KG 31756). Dus tenminste 9 personen op
een kamer. Op kamer 282 woonden 10 officieren en
op kamer 285 in ieder geval 8 hogere officieren.
Onder het hoofdje Overledenen wordt genoteerd:
"Voor we van het hoofdstuk zieken afstappen,
willen we even den naam herdenken van hen die in
den vreemde ziek werden en daar zijn gestorven.
Het zijn: Luit.Kolonel Inf.comt. 19 R.I.S.H.
Smits, te Nürnberg; Maj.Inf. A.J.J.M. Lohmeijer;
Luit.Kolonel art. H. Keppel Hesselink C.-S.R.O.B.A.
(appendicitis); Kolonel Intendance G.J.
Potgieser (Dec. 1942); res.1e luit. Inf. L.M.
van Gastel (middenoorontsteking); Maj. M. Bayens,
intend.Indië, ongeval op weg naar Stanislau,
Juni 1943; Kap.art. Mr. P.M.W.J. v.d. Slikke 27
Augustus 1943.
Tekening van
Overste J.H. Sar,
De Blokoudste van Blok II was Luitenant Kolonel
J.B. de Jongh. Grootvader was de Commandant van
de 1e Compagnie. Tot het Blok hoorde 4
Compagnies. Kolonel Intendance Gerrit J.
Potgieser (30235) en samen met nog 2 officieren
met Grootvader in Stanislau begraven was
Commandant van de 2e Compagnie van Blok I. Een
Compagnie of Batterij of Eskadron bestaat uit
200 tot 250 man.
De
begrafenis

De foto´s 30,
31 en 32 ontvangen via Gijs Hesselink van de
heer Ad van Meer (KMA?) 29 december 2010. Hij
schreef ter toelichting:
De foto's zijn gemaakt door Dr Jung (Duitse
militair) en zijn waarschijnlijk door een
officier meegebracht en later aan de KMA
geschonken. Ik denk niet dat een van uw
voorouders ooit deze foto's gezien heeft. Dit
zijn de enige 3 foto´s van een begrafenis. Er
zijn meer foto's uit Stanislau op deze site
Deze geven wel een goede indruk
over het dagelijkse leven in dit Kamp. Slechts
ver op de achtergrond tegen de bosjes aan zie ik
(DvH) tussen 2 Marinemannen, waarvan de rechter
vermoedelijk de vlootpredikant Vaandrager is,
een Duitse soldaat met een geweer aan de voet.
Op
2 oktober 1942 vond de begrafenis plaats van
Luitenant Kolonel H. Keppel Hesselink te
Stanislau waarbij werd voorgelezen Johannes 11:
20 –27 “Martha dan, als zij hoorde dat Jezus
kwam, ging hem tegemoet; doch Maria bleef in
huis zitten. Zoo zeide Maria dan tot Jezus:
Heere, waart gij hier geweest, zoo ware mijn
broeder (Lazarus) niet gestorven; maar ook nu
weet ik, dat alles wat gij van God begeeren
zult, God het u geven zal. Jezus zeide tot haar:
Uw broeder zal wederopstaan.
Martha zeide tot hem: Ik weet dat hij opstaan
zal in de opstanding ten laatsten dage. Jezus
zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het
leven; die in mij gelooft, zal leven al ware hij
ook gestorven; en een iegelijk die leeft, en in
mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid:
gelooft gij dat? Zij zeide tot hem: Ja, Heere,
ik heb geloofd dat gij zijt de Christus, de Zoon
Gods, die in de wereld kome zoude.” en de
volgende overdenking werd uitgesproken:
‘Het is met groote deernis in het hart dat wij
staan om de geopende groeve van een onzer
kameraden, die onder zulke droeve omstandigheden
uit ons midden is weggenomen. Deernis als wij
denken aan de smart van zijn vrouw en dochter,
wanneer zij de verpletterende tijding onvangen,
dat hij, van wien zij op die morgen in Mei voor
korten tijd afscheid namen, voor goed van haar
is heengegaan en nimmermeer zal terugkeren.
Deernis ook, omdat aan zo’n mooi en rijk leven,
onverwacht een einde is gemaakt, terwijl het
naar onze berekening zoo geheel anders en beter
had kunnen zijn.
De gestorvene was de krachtige en onmisbare
steun voor zijn vrouw en gezin; en daarom is
deze slag des te zwaarder, omdat zij, die
gedurende een gansch leven zoo nauw met elkander
hebben samengeleefd, juist nu, als het er op aan
komt, niet bij elkaar hebben kunnen zijn. Want
al weten wij, dat de menschen niets van elkaar
kunnen overnemen en dat ieder bij den dood zijn
eigen weg moet gaan, toch is het een behoefte
des harten om in die laatste oogenblikken elkaar
tot steun en tot troost te zijn en nog zooveel
als mogelijk is elkander in liefde te dragen.
Alleen te sterven en ook alleen te laten sterven
is wel het zwaarste wat een mensch kan
overkomen. Dit nu is hier geschied en wij kunnen
ons niet indenken wat er in het hart van deze
zoo zwaar getroffenen moet omgaan als deze
verpletterende tijding haar bereikt en tot haar
doordringt. We kunnen ons voorstellen dat zij al
dit leed niet kunnen verwerken en daar niemand
haar helpen kan bidden wij tot God, dat Hij haar
kracht en troost moge geven om alles in Zijn
hand te stellen.
God,
die wonderen doen kan, en ook doet vooral in
dezen tijd. Hij volbrenge ook hier, wat bij de
menschen onmogelijk is, en geve kracht om te
dragen wat Hij noodzakelijk heeft geacht.
Overste Keppel Hesselink was een man met een
gaaf en oprecht karakter met wien ieder gaarne
te doen had, omdat men aangetrokken werd door
zijn trouwe vastheid. Ware vriendschap werd bij
hem gevonden en daarom ging er iets opwekkends
van hem uit. Tevens was hij een sterke natuur
met een uitnemende staat van dienst, die veel
beloofde voor een mooie toekomst. Hij, die in de
herfst van zijn leven werd weggenomen deed
denken aan dezen schoonen herfstmorgen waarop
wij bij zijn geopende groeve staan. Immers bij
hem werd gevonden de bezadigdheid en
levenswijsheid van den rijperen leeftijd,
verbonden met de energie en kracht van een
welbesteed leven. De herfst van het leven kan
vaak schooner en zeker vruchtbaarder en nuttiger
zijn voor ouderen dan de bruisende beek. Zoo was
ook zijn herfst, als deze morgen, vol van
stralend licht. En nu is dat alles onverwachts
ten onder gegaan in de donkerte van den dood.
Wij begrijpen dat niet omdat wij met geen
mogelijkheid kunnen inzien waarom dit sterven
geschieden moest. Als Gods voorzienigheid gaat
over alles, waarom neemt Hij dan vaak de meest
onmisbare menschen weg, als Hij liefde is,
waarom slaat Hij dan zulke diepe wonden. Ons
hart roept om antwoord op deze benauwende vragen
en kan zich moeilijk neerleggen bij al deze
vreselijke dingen. En toch, wij weten dat God
zich niet vergissen kan en dat Zijn wegen hoger
zijn dan onze wegen en Zijn gedachten dan onze
gedachten. Ons verstand kan hier de oplossing
niet geven, maar het geloof dat hoger grijpt dan
het verstand.’
‘Ik heb U zooeven voorgelezen een gedeelte van
Johannes 11, waar gesproken wordt over de
opwekking van Lazarus. Martha begrijpt het woord
van Jezus niet, als Deze tot haar zegt: ‘Ik ben
de opstanding en het leven en ieder die in Mij
gelooft zal leven, al was hij ook gestorven.
Gelooft gij dat? Zij antwoordt hierop met: Ja
Heer, ik geloof dat Gij zijt de Christus, de
Zoon Gods, die in de wereld komen zou. Voor haar
is Jezus de Christus, de Zoon Gods, die in de
wereld komen zou en dus ook de opstanding en het
leven, het antwoord op alle vragen en dus ook op
het smartelijke vraagstuk van den dood. Ook de
gestorvene heeft bij dien Christus het antwoord
voor alle vragen gezocht. Eenige jaren geleden
is hij, na het sterven en begraven van een van
zijn jonge vrienden, een medelevend lid geworden
van de Nederl. Christen Officieren Kring. Deze
had de sympathie van zijn hart, omdat hij niet
slechts militair maar boven alles Christen wilde
wezen, en als zodanig wilde leven en sterven.
Christen zijn wil zeggen iemand te zijn, die
zijn steun en vrede gevonden heeft bij dien
Christus, Die voor ons is gestorven en Die de
opstanding en het leven is. Er gaat voor ons
allen ook een roepstem uit van dit droevige
sterfgeval. God geve, dat wij allen mogen
luisteren en meer geloven mogen in Jezus
Christus het heil der wereld. Gebed om troost en
steun voor het zoo zwaar beproefde gezin en ons
meer geloof in leven en sterven bij ons
allen.

De foto´s van de begrafenis ontvangen via Gijs
Hesselink van de heer Ad van Meer (KMA?) 29
december 2010. Hij schreef ter toelichting: De
foto's zijn gemaakt door ene Dr Jung en zijn
waarschijnlijk door een officier meegebracht en
later aan de KMA geschonken. Ik denk niet dat
een van uw voorouders ooit deze foto's gezien
heeft. Dit zijn de enige 3 foto´s van een
begrafenis. Er zijn meer foto's uit Stanislau
Maar allen zonder Naam vermelding maar deze
geven wel een goede indruk over het dagelijkse
leven in dit Kamp. Slechts ver op de achtergrond
tegen de bosjes aan zie ik (DvH) tussen 2
Marinemannen, waarvan de rechter vermoedelijk de
vlootpredikant Vaandrager is, een Duitse soldaat
met een geweer aan de voet.

Nu dat het God behaagt heeft onzen broeder tot
Zich te nemen, zoo stellen wij zijn stoffelijk
overschot ter aarde: stof tot stof, aarde tot
aarde, in het vaste geloof in Hem, Die gezegd
heeft: Ik ben de opstanding en het leven en een
ieder, die in Mij gelooft zal leven al ware hij
ook gestorven. Zoo wandelen de tijden over het
graf totdat de Heer wederkomt om ons te brengen
daar waar geen zonde en dood en graf zijn zal,
waar God zal zijn alles in allen, en waar tot in
eeuwigheid de lof gezongen zal worden van Hem,
Die voor ons gestorven en opgewekt is, opdat wij
zouden leven door Hem. Amen.’
|


De linker krans
is van de ‘Cadetten en Adelborsten’
en de rechter krans van ‘Het Nederlandsche
Officierskorps’


Deze originele brief, ongeprüft, kwam in
mei/juni 2012 tevoorschijn uit een doos met
foto’s en andere documenten van mijn Vader.
Hieruit blijkt dat mijn Grootmoeder en Moeder
over de juiste doodsoorzaak al in 1942
geïnformeerd zijn. Ook dat De
Bataljonscommandant II Lt.Kolonel Carel de Jongh
mijn Grootouders zeer goed gekend heeft.
Zoektocht en herdenking in Stanislau
De laatste anderhalf jaar ben ik ook in contact
geweest met
Luitenant-kolonel W.P.M. van Heerebeek tot 1
juli 2010 militair attaché bij de Nederlandse
Ambassade te Kiev in de Oekraïne. Hij
attendeerde mij gisteren op Uw website en ik ben
verrast om te zien hoeveel verhalen er bij
gekomen zijn en ook het grote aantal foto’s dat
door nabestaanden van andere officieren is
toegevoegd.
Herdenking 2009
De
militair attaché heeft 2 april 2009 samen met de
Ambassadeur en een kleine delegatie vanuit Kiev
een bezoek gebracht aan Stanislau en
een krans gelegd bij het bescheiden monument op
het nog steeds als kazerne in gebruik zijnde
kamp Stalag 371. Daarna werd een bezoek
gebracht aan de begraafplaats waar mijn
Grootvader samen met 3 andere officieren
begraven ligt.
Dodenherdenking Stanislau 2009
 Ik
ben benieuwd of de groepsfoto’s die in het kamp
gemaakt zijn ergens in een archief zijn terug te
vinden en of er overzichten zijn van de mannen
die de kamer met elkaar deelden. Ik heb slechts
zijn pasfoto zoals die op zijn persoonskaart
stond. Ik ben benieuwd of er nog een groepsfoto
is waar Grootvader op voorkomt. Ik ben blij met
de foto
van Ds Vaandrager. Hij zal de uitvaart
geleid hebben en de grafrede (die wonderbaarlijk
genoeg bewaard is gebleven en die nu in mijn
bezit is) uitgesproken hebben.
Een
belangrijke reden om contact met U te zoeken is
het feit dat er 2 versies bestaan over het
overlijden van mijn Grootvader. In het Rode
Kruis verslag wordt vermeld dat hij aan een
blindendarmontsteking is overleden. Op zijn
persoonskaart echter staat in het Duits dat hij
in het ziekenhuis van Stanislau aan
een herseninfarct (Hirnthrombose) is overleden.
Het
dagboek van
G.L.M.H.Higly
geeft duidelijkheid, was een blindendarm
ontstekking.
De vraag is wat is juist. Ik vroeg mij af of er
in Duitsland archieven bewaard zijn gebleven
waar dit nog uit te zoeken zou zijn. Dan wel of
er bij het Nationaal Archief te Den Haag meer
aanwezig is. Heeft U daar in Uw contacten met
andere nabestaanden nadere info over?

Koningrijk der Nederlanden H.
Keppel Hesselink,LT. Kol 3 R V.A.
16-06-1887 - 29-09-1942
Het
graf op 2 april 2009. Pum's
kleinzoon had de ambassade van tevoren een
geplastificeerd document gestuurd met portretten
van hemzelf en zijn broer en zus en de tekst:
Voor onze
Grootvader
Luitenant Kolonel Art. Hendrik Keppel
Hesselink
Geboren 16 Juni 1887 en overleden 29
September 1942
Van
zijn dankbare kleinkinderen Dudok van Heel
Stanislau, 2 april 2009
Meer informatie
bij:
http://gijsgenealog.blogspot.com/2009/04/pum.html

Dodenherdenking Stanislau 2011
|
|
Klik hier voor
alles over Stanislau en krijgsgevangenen
|
|