Sint Catharina lyceum Eindhoven


Ingang achtergevel


Dalton-studiehoekies op bovenste gaanderij


Tekenlokaal


Trappenhal (achtergevel)

 

Na meer dan 50 jaar blijft het een functioneel en gezellig gebouw.

 
Het huidige Van Maerlant college in Eindhoven voorheen was dit het Sint Catharina lyceum.
Jacob van Maerlantlaan 11, 5615 JS Eindhoven, 040-2513704,
www.vanmaerlant.sghetplein.nl
 

In een klein boekwerkje uit 1953 staat de oprichtingsgeschiedenis en de bouw van het huidige Pleincollege Van Maerlant, met prachtige foto's van Martin Coppens.

 

Een paragraaf geschiedenis

Toen na de algehele bevrijding en de capitulatie in 1945 het Nederlandse volk zich zette aan herstel en wederopbouw op alle terreinen van menselijke activiteit, besloot het plaatselijk bestuur van het Sint Joriscollege en het Sint Catharina lyceum aanstonds te beginnen met de voorbereidingen tot het stichten van een eigen gebouw voor het Sint Catharinalyceum.

Waarom voor het Sint Catharinalyceum en niet voor het Sint Joriscollege? Eenvoudig omdat dan het gebouw geringer van omvang kon worden. Ter vergelijking kan het volgende volstaan: Het gebouw van het Sint Joriscollege telt 32 z.g. klassenlokalen en het nieuwe gebouw slechts 21 van zulke lokalen. Deze geringere omvang moest de doorslag geven in de jaren vlak na de oorlog, toen bouwvolume nog moeilijker te bekomen was dan op het ogenblik het geval is.

De volgende vraag, die zich ter beantwoording voordeed, was: waar kan of moet de nieuwe school gebouwd worden?

Dat het stadsdeel Woensel uitgeschakeld werd, geschiedde niet op grond van de overwegmisère, maar hield verband met de omstandigheid, dat slechts 9 % van de leerlingen niet dat stadsdeel afkomstig bleek.

Nu was het zaak een architect te vinden. Op zich genomen, behoefde deze niet buiten Eindhoven gezocht te worden. Maar er deed zich een bijzondere omstandigheid voor. Na 25 jaar in Indonesia als architect gewerkt te hebben en een zware tijd in de Jappenkampen te hebben doorgemaakt, keerde in 1945 in Nederland terug de heer Theo Taen, die voor het gebouw van het Sint Joriscollege de eerste ontwerpen had gemaakt en alleen door zijn vertrek naar India de uitvoering had moeten overlaten aan het architectenbureau Ed. Cuypers. Zich de prettige samenwerking met de heer Taen herinnerend, heeft het schoolbestuur hem andermaal een opdracht voor het ontwerpen van een schoolgebouw verleend, hetgeen schriftelijk geschiedde op 14 mei 1946. Nadat de heer Taen deze opdracht had ontvangen en aanvaard, heeft hij zich geassocieerd, eerst met de heer Ir. J. de Jongh, c.i., en later met de heer Dr. Ir. Th. Nix, b.i., zodat als architect dan ook wordt vermeld het bureau De Jongh - Taen - Nix.

Aan de orde rees nu de keuze van het terrein. Daartoe stelde het schoolbestuur zich in verbinding met het gemeentebestuur en via dit bestuur met de dienst van Gemeentewerken. Met wijlen Ir. Funnekotter, destijds hoofd van deze dienst, worden de onderhandelingen geopend.

Aanvankelijk wees deze aan een terrein gelegen ten Noorden van het station der N.S. en ten Zuiden van de ontworpen weg naar Helmond. Dit terrein werd door het schoolbestuur niet aanvaard in verband met de hinder die het verkeer zowel ten Noorden als ten Zuiden van het gebouw zou opleveren.

Op zoek naar een ander terrein dat eigendom van de gemeente was, viel het oog op een terrein langs de Dommel en verder begrensd door de Helmerslaan en de ontworpen Van Maerlantlaan. Uit de onderhandelingen over dit terrein resulteerde ten slotte de definitieve keuze. De stedenbouwkundige overwegingen die er toe leidden het terrein niet te laten begrenzen aan de N.O. zijde door de Helmerslaan, maar door de verlengde Van Meurslaan, gaan we kortheidshalve voorbij.

Wel moet hier vastgelegd worden de voorbeeldige wijze waarop door het Gemeentebestuur en zijn ambtenaren is medegewerkt, in de eerste stadia van het plan, zowel als in de eindfase. Wie hiervan overtuigd moet worden, richtte zijn blikken op straat- en plantsoenaanleg rond het gebouw.

Intussen wordt het tijd de aandacht te vestigen op een volgende etappe. De onderhandelingen met het Rijk, d.w.z. met het Ministerie van Onderwijs, de Adviesdienst van de Rijksgebouwendienst en het Ministerie van Wederopbouw.

Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn, deze onderhandelingen die tientallen besprekingen omvatten, in details hier te vermelden. Als ik zeg dat ze ons somtijds de wanhoop nabij hebben gebracht, gebruik ik weliswaar een sterke uitdrukking, die toch niet ver van de waarheid verwijderd is. En tegelijkertijd kan niet anders dan met lof over de welwillendheid van de betrokken ambtenaren gesproken worden. Maar als men zich herinnert de schaarste aan bouwmaterialen, aan geschoolde arbeidskrachten, en daarnaast de ontstellende problemen inzake volkshuisvesting, dan begrijpt men, dat de overheid opportuniteitscategorieën moest opstellen. Dan begrijpt men ook, dat men ons aanvankelijk alleen een z.g. semi-permanent gebouw wilde toestaan. Daarvan heeft het schoolbestuur terecht niet willen horen. Van de vertraging, die daarvan het gevolg is geweest, zal niemand spijt hebben, die constateert wat ten slotte kon gebouwd worden.

 

Voorgevel

Nadat - niet op grond van initiatief onzerzijds overigens - nog was overwogen of laagbouw moest worden toegepast - waarschijnlijk om op de fundering te besparen - en besloten was over te gaan tot verdiepingbouw, werd een schetsplan voorgelegd aan de betrokken gemeentelijke en rijksinstanties. Dit schetsplan was een z.g. corridorplan. De architecten hadden wel voorgesteld een z.g. halschool te ontwerpen, maar overwegende, dat het ontwerp dan te duur zou worden, besloot het bestuur te blijven bij de traditionele bouwwijze. En toch zou er ten slotte een halschool verrijzen. Hoe is dat in zijn werk gegaan.

Zoals reeds gezegd, was het bouwen van een halschool in overweging geweest. Door bemiddeling van de ambassadeur van Denemarken en Noorwegen waren ons afbeeldingen van zulke scholen toegezonden, die ons overtuigd hadden van de grote voordelen aan het haltype verbonden. Nu werd het door ons ingediende corridorplan door de adviesdienst van de Rijksgebouwendienst geheel verworpen, hoewel een schetsplan met het - inmiddels overleden - hoofd van die dienst was besproken, en ons gezegd was, dit schetsplan uit te werken.

Of het nu was om ons te troosten, dan wel dat deze Adviesdienst zelf gaarne een proef

genomen zag met een halschool, tot onze verbazing, maar blijdschap tevens, werd ons gezegd door de heer Van Westrienen, waarnemend hoofd van genoemde dienst, een nieuw plan in te dienen van een halschool. Dit was niet aan dovemansoren gezegd en op 26 November 1949 werd een ontwerp halschool aan de Adviesdienst R.G.D. voorgelegd. De besprekingen over dit plan, niet alleen met de Adviesdienst, maar evenzeer met de Gemeentelijke autoriteiten en met het Ministerie O.K.W., namen nog een vol jaar in beslag. Op 28 November 1951 werd ons plan definitief goedgekeurd en op 21 December d.a.v. volgde de aanbesteding. Deze leverde het volgende resultaat: Aan de laagste inschrijver, de heer Van Seters, werd het werk gegund op 18 Februari 1952. En zo kon dan bijna 6 jaar nadat de opdracht aan de architect was gegeven, het werk worden aangevangen op 17 Maart 1952. Met het inheien van de 156 vleugelpalen, die het gebouw moesten dragen, werd begonnen op 6 Mei d.a.v., des namiddags te 2 uur, terwijl de laatste paal op 12 Juni des voormiddags te 11.45 uur zijn blijvende stand had bereikt. Op 12 Augustus was de fundering geheel gereed en kon met het opmetselen worden begonnen. En hoewel het gebouw niet geheel gereed was - en ook nu nog niet is - kon op 1 December 1953 met het onderwijs in het nieuwe gebouw een aanvang worden gemaakt.  RECTOR.

 

Een school met een hal

Of zou men hier moeten spreken van de school met de hal? Zeker is, dat het Sint Catharina Lyceum de grootste hallenschool is in Nederland - de vloeroppervlakte is 28 x 24.5 bij een hoogte van 10.2 m. Dat wil zeggen dat er het ruimtevolume van wel 49 klassen in opgaat.

Belangrijker dan een jongleren met "at aardige getallen is echter de vraag om welke reden hier zulk een hal door de architecten werd geprojecteerd. Er zijn inderdaad vele motieven die tot deze haloplossing hebben gevoerd en het zijn er zowel utilitaire als ideële die de halvorm bij het ontwerpen telkenmale als de meest voor de hand liggende hebben geïndiceerd.

In de eerste plaats was daar de vraag of het Lyceum een ruimte voor gemeenschappelijke bijeenkomst zou krijgen in de vorm van een aparte aula of in de vorm van een centrale hal.

Hoewel een aparte aulazaal waarschijnlijk wel beter dan een hal als plaats van bijeenkomst zou kunnen worden ingericht, omdat de aulavorm veel meer het statische gebruikskarakter zou kunnen benaderen in tegenstelling tot een  centrale hal, die immers ook dient als element van verkeer, werd om reden van economie de centrale halvorm gekozen. Het was dus de taak van de architecten deze tweevoudige doelstelling - statische gehoorzaal en dynamische verkeersruimte - tot een eenheid te brengen.

De afmetingen van de hal resulteerden uit de gegeven omtrek die noodzakelijkerwijze door de geprojecteerde omringende klassenlokalen werd gevormd. Waar de hal tevens zou moeten dienen als recreatieruimte voor de leerlingen, indien in het vrije kwartier het slechte weer niet zou toelaten zich in de buitenlucht te begeven, lag hier tevens een projecteren van een groot vloeroppervlak voor de hand. Het is thans gebleken dat we] 500 leerlingen zich zonder gedrang in de hal kunnen verpozen en dat voor bijeenkomsten 'n 1000 bezoekers een zitplaats kunnen krijgen.

Een interessant probleem is hierbij dat van de akoestiek (stond in 1953: acoustiek) Bij zangconcerten vraagt het muziekgeluid immers een vrij rijke napalm, terwijl het gesproken woord die nagalm maar in zeer beperkte mate voor het timbre nodig heeft. In deze hal is de nagalm die voor een concert nodig is, gehandhaafd; voor het gesproken woord is echter een luidsprekersysteem met gerichte geluidstraling ontworpen. Hierbij wordt het geluid rechtstreeks over de toehoorders gespreid en wordt de nagalm als het ware op de achtergrond geschoven.

Van meet of aan werd bij het ontwerpen van dit Lyceum bedoeld, er een Daltonleersysteem met vaste leervaklokalen te verwezenlijken. Dit betekent, behalve een bepaalde grootte van het klassenlokaal zelf, ook een marginale toevoeging van ruimten voor individueel werk en bovendien genoegzaam corridoroppervlak om de stroom van heen en weer trekkende leerlingen op te vangen, die bij het wisselen van het leslokaal in beweging komt.

Indien nu zulk een passage uitsluitend in gangen zou moeten plaatsvinden, zouden die omwille van het gemakkelijke verkeer van behoorlijke breedte moeten zijn. De oplossing met een centrale hal is echter beter. Op de begane grond kan men direct ruim oversteken en op de galerijen is niet het minste gevoel van overkropte ruimte doordat men niet ,tussen muren opgesloten" loopt.

Voor de architect was deze utilitaire overweging echter ook onmiddellijk een motief om de hal een architectonische expressie te doen zijn van dit telkenmale plaatsvindende gebeuren bij de klassenwisseling.

Als men thans in de hal staande het drukke verkeer gadeslaat dat door de bal, de galerijen en de trappenhuizen trekt, ziet men hoe deze enorme ruimte vol leven en beweging is, hoe er een „dynamisch" beleven van deze ruimte zijn expressieve vorm krijgt. Waarlijk is de hal dan telkenmale het communiteitcentrum van de school; een idee dat de leerlingen zich hoe langer hoe zekerder bewust worden. De hal wordt voor de leerlingen vereenzelvigd met de idee onze school".

In de kunst der vormgeving is het een normaal fenomeen dat het deel representatief blijkt voor het geheel. Immers, ook een gevel vertegenwoordigt het hele huis, een titel het boek, een feestmaal de feestdag en, ja waarom niet, een rector het hele lyceum. Zo zullen de architecten van deze school met deze hal wel heimelijk de hoop koesteren dat zij bijgedragen hebben tot een vorm van schoolgebouw dat een bepaalde representatie zal kunnen zijn van het hallentype.

DE ARCHITECTEN.

Vaklokalen

In het nieuwe gebouw heeft niet elke klas haar eigen lokaal. Van de 30 lesruimten in dat gebouw aanwezig, zijn er 27 aan bepaalde docenten toe gewezen en dus alle z.g. vaklokalen. Slechts 3 lokalen zijn voor gemeenschappelijk gebruik, d.w.z. voor docenten bestemd, die een te Bering aantal wekelijkse lessen geven om hun een eigen lokaal toe te wijzen.

De voordelen van dit systeem zijn, dat elke docent in zijn lokaal leermiddelen, boeken

of anderszins tot zijn beschikking heeft en 'n persoonlijke noot in zijn lokaal kan aanbrengen. Het schriftelijk werk blijft voortdurend onder zijn berusting; proefwerken kunnen desgewenst in schriften gemaakt worden. Het meubilair bestaat uiteraard niet alleen uit zitmeubelen en schrijfbord, maar ook uit bergruimten, aangepast aan de eisen van elk vak.

De vrees, dat het wisselen der leerlingen na elke les meer tijd in beslag zou nemen dan dat der leraren, bleek ongegrond. In minder dan een minuut kan het gebeuren.

Een nadeel is, dat de klassen, dus de leerlingen, geen eigen lokaal hebben. Maar tenslotte kan het lokaal van haar klassenleraar voor een bepaalde klas een bijzondere betekenis krijgen. Vervolgens biedt het gebouw ruim gelegenheid om toch de leerlingen eigen vertrekken toe te wijzen. Het z.g. overblijflokaal, een der z.g. studielokaliteiten (B 10 op de plattegrond) en een drietal vertrekken in het souterrain, staan de leerlingen ter beschikking voor hun clubactiviteiten. Het lokaal B 10 is speciaal bestemd voor de Drieschaar, welke als overkoepelend orgaan van Klassenraden en Clubbesturen een belangrijke rot moet gaan spelen in het dagelijks leven onzer school. Ook als niet zou worden overgegaan tot het z.g. daltoniseren, is de bovengeschetste wijze van gebruik der lesruimten volkomen verantwoord. Voor het daltoniseren zelf is ze onmisbaar. Het ligt stellig in de bedoeling om geleidelijk deze methode in te voeren en zo bij te dragen tot de vernieuwing van onderwijs. Een enthousiaste taakvervulling blijft natuurlijk de voornaamste grondslag voor vruchtbaar en opvoedend onderwijs. Maar voortgezette bezinning op de methode blijft geboden.

RECTOR.

 De artistieke opdrachten

Dank zij het Ministerie van O.K.W. was het mogelijk ter verfraaiing van het gebouw kunstenaars opdrachten te verlenen.

Muurschildering kapel: Theo Elfrink (Beek bij Nijmegen) ; Muurschildering overblijflokaal: Hugo Brouwer (Nuenen) en traphal: Lambert Simon (Utrecht). Van Albert Troost (Eindhoven) komen glas-in-lood-ramen in diezelfde traphal en halplafond. .I. Fritschy (Rotterdam) maakt het St. Catharina-beeld, en de sierklok in de hal is ontworpen door Frank Nix (Rotterdam), die tevens het ontwerp maakte voor het vloerkleed in de Rectorskamer (door de leerlingen uitgevoerd).

Mevrouw M. de Rooy-Taen (Geldrop) ontwierp de door Linoleum-Krommenie vervaardigde Linoleum-inlaid-panelen voor de gymnastiekzaal.

Het portret van Rector v. d. Donk ('n geschenk van het O.M.O.-bestuur, het Schoolbestuur en de docenten) schilderde Theo Swagemakers (Amsterdam) en de bronzen plaquette van de President-Curator P. P. J. A. v. d. Putt, maakte C. Bourgonjon (Tilburg).

De medewerkers

Her werk werd ontworpen en uitgevoerd onder leiding van: Directie: Ingenieurs-     en Architectenbureau DE JONGH- TAEN-NIX,    Boothstraat      13        te Utrecht.           Opzichter: ,hl. KAPTIJN; met adviseurs voor: Gewapend Betonconstructies: Ir. A. Aronsohn te Rotterdam; Electrische- en Centraleverwarmingsinstallatie: Adviesbureau It. L, B. Huygen, Maastricht: Acoustiek: fr. W. Tak (N.V. Philips), Eindhoven; Kleuren: Ed. J. M. Rijgersberg, Den Haag.

Het omliggende park en het voorterrein werden ontworpen en worden uitgevoerd door de Dienst Gemeentewerken van, Eindhoven.

Het bouwwerk word uitgevoerd door: Aannemer: W. C. var. Seters, Venlo; Electrische installatie: P. van Luyt. Eindhoven; Centrale Verwarmingsinstallatie: N.V. Burgers' Verwarmingsindustrie, Eindhoven; Glas- en schilderwerk: P. G. Bak en Zonen, Driebergen.

Onderaannemers: Loodgieterswerk M. v. d. Sterren, Tegelen; Dakdekkerswerk: Erdo, Rotterdam; Stucadoorwerk: Gebrs. Vugt, Vught; Heiwerk: Gebrs. Kastelein, Dordrecht.

Leveranciers waxen: Stalen ramen en deuren: Nijs en Vale, Nijmegen; Sanitair: R. S. Stokvis en Za., Utrecht; Hangen sluitwerk: L. J. v. d. Stroom en Zn., Utrecht; Glasdakconstructie: Nebima, Haarlem: Natuursteen halvloer en trappenhuizen: Joh. Beisterveld, Utrecht; Stalen siersmeedwerken: J. van Grootel-de Vries, Eindhoven; Bronzen gevelletters: F. J. Bettenhausen en Zn., Rotterdam.

De inrichting werd uitgevoerd door: Linnleum- en plastic vloerbedekking: N.V. Vroom en Dreesmann, Eindhoven; Lichtafsluitende gordijnen: N.V. Heineken, Amsterdam; Zongordijnen: N.V. Vroom en Dreesmann, Eindhoven: Betimmeringen en meubilair docentenkamer, kapel en sacristie: J. Bouwman, Eindhoven; Stoelen docentenkamer en meubilair Rector, Conrector en Curatorenkamer: Pas' Stijlmeubelen N.V., Eindhoven; Meubilair vaklokalen: N.V. Jansen en Fritsen, Helmond; Meubilair tekenzaal: Fa. Oosterbeek, Vianen; Meubilair leslokalen, overblijflokaal e.d.: N.V. Jansen en Fritsen, Helmond: Meubilair Gymnastieklokaal: N.V. de Schelde, Goes; Boekenrekken bibliotheek: N.V. Bruynzeel, Zaandam; Lampen in de hal: N.V. Gispen, Culemborg; Metalen papiermanden: N.V. Tornado. Zwijndrecht; Metalen papierbakken: W. L. Gadella. Utrecht; Rijwielstandaards: Edese Lasindustrie, Ede; Altaar kapel: J. G. Dekker en Zn., Hilversum; Tabernakel: Gebrs. van Roosmalen, Utrecht; Godslamp, kandelaars en Communiebank: G. W. Pas, Eindhoven; Bronzen plaquettes: Chr. van Dongen, Helmond: Electrische klokken: N.V. Ericsson TelefoonMij., Den Haag; Opschriften en nummering lokalen: Rouppe en v. d. Voort, Utrecht; Omroepinstallatie: N.V. Philips, Eindhoven.

Ciifers

Bebouwde oppervlakte (totaal) 2.200 m2: Inhoud (totaal) 24.936 m3; Hoogte gebouw 13,80 meter; Hal: afmetingen 28 x 24,38 meter: 683 m2; inw. hoogte tot plafond 10,30 meter; Gymnastiekzaal: afmetingen 12 x 21 meter; hoogte 5,5 meter; Overblijflokaal: afmetingen 15 x 8,07 meter; hoogte ca. 3,80 meter; Aantal klassenlokalen: 20 stuks (6,30 x 6,60 meter); Aantal vaklokalen: 8 stuks; Kapel: 6,30 x 14,50 meter, hoogte 5 meter.Vloeroppervlakte souterrain:    1.803 m2, Begane grond:  2.200 m2, le verdieping:    1.484 m2, 2c verdieping:   1.185 m2, Totale vloeroppervl, v.h. gehele gebouw 6.672 m2

foto's: Martien Coppens
Omslag: Annernieke Rutten Druk: N.V. Lecturis - Eindhoven